Sinds Rutger Zuydervelt alias Machinefabriek in Rotterdam woont, lag een samenwerking met stadsgenoot Michel Banabila natuurlijk zeer voor de hand al lijkt het Zuydervelt weinig uit te maken waar de artiesten wonen waar hij mee samenwerkt. Die lijst is lang, en groeit gestaag, net als zijn discografie. Stilistisch beslaat ze drones, noise, musique concrète, glitch, soundscapes, geluidskunst, et cetera. Ook Banabilas carriere is lang, rijk en zeer divers. Zo zeer, dat het niet te doen is in beperkte termen de stijlen waarin hij gewerkt heeft samen te vatten. Naast jazz, ambient, Wereldmuziek allemaal in allerlei mutaties is er veel dat simpelweg buiten gangbare categorieën valt. Hun samenwerking heeft een mooie plaat opgeleverd, die binnen de grenzen blijft van wat je van deze twee artiesten samen zou verwachten. De losse geluidskunst van Zuydervelt krijgt ondersteuning van meer gestructureerde klanken van Banabila denken we, want we moeten raden naar wie waar verantwoordelijk voor is geweest maar als geheel voelt het vooral als Machinefabriek. De plaat begint en eindigt met twee gedragen stukken, waarin de kleine details opeens verschijnen respectievelijk langzaam verdwijnen, als insectenleven dat opeens actief wordt met het verschijnen van de zon, en aan het einde van de dag weer langzaam de holen en gaten opzoekt. Tussen die twee uiteinden vinden we vooral droney nummers met veel microgeluiden, soms warm en ingetogen, zoals Slow Waves I en Flares, soms mysterieus, zoals het einde van Dead Air, maar soms ook onverwacht agressief. Onverwacht omdat die uitbarstingen het heersende gevoel van (bij gebrek aan een beter woord) vriendelijkheid doorbreekt. Dead Air begint met veel gepiep en gesis en flarden radio, en ook Bad Wiring komt in dat gebied terecht, maar uiteindelijk zijn het maar korte verstoringen van de overkoepelende sfeer van een mooie, maar niet heel verrassende cd.