John Dwyer beloofde een pauze, nam er geen maar broeide gewoon op iets anders. De ongebreidelde energie van de meeste voorgaande platen is een beetje verdwenen. Dat is ook het geval met de meeste bandleden, maar dat zijn we met Dwyer wel gewend. We hebben steeds in het hoofd gehouden dat Thee Oh Sees oorspronkelijk zijn soloproject was om zijn instrumentale ei kwijt te kunnen. Wat ons bij de negen nummers vooral opvalt is de nadrukkelijke aanwezigheid van een vrouwelijke stem, of Dwyer moet zijn gecastreerd ondertussen. Greer McGettrick is hiervoor verantwoordelijk. Greer maakte tot voor kort deel uit van de garagerockers The Mallard. Ze doekte echter het kwartet op en had zin om met de frisbee te spelen. Dat is namelijk het tweede waarvoor ze verantwoordelijk is op ‘Drop’, volgens het hoesje dan. Dwyer is nooit verlegen voor een grapje natuurlijk, dus krijgen we van het trio psychedelische hardrock op eigen wijze geserveerd. Veel mellotron (van Dwyer en Chris Woodhouse), een resem verrassende solo’s en koortjes en vooral veel liedjes die een stuk meer zijn uitgebalanceerd en minder wild om zich heen slaan. Dwyer had tegelijk zin om hardrock en pop te besnuffelen en slaagt, zoals gewoonlijk, in zijn opzet. ‘The Penetration Eye’ bevat veel lalalalala-koortjes, het titelnummer blaakt van de Californische zon en tussen de negen nummers wordt gewisseld tussen garagepunk, een ballade en gefreak. Wat hadden we anders verwacht van deze band natuurlijk. Ze doen gewoon waar ze zin in hebben, zetten elk genre naar hun hand en het resultaat is een duidelijk herkenbare Thee Oh Sees-plaat. Maatjes Mikal Cronin en Casafis dragen saxofoonpartijen bij, gewoon, omdat ze zelf graag dit soort muziek maken. Dikke pret.