‘In de marge van de popmuziek’. Het is de vlag waaronder het Brusselse Dominofestival vaart. ‘Dekt de lading de vlag?’ is de bedenking die we maken als we in de grote zaal het laatste kwartier van Fennesz (fileleed en een hardnekkig geloof dat zomer- en winteruur weinig verschil maken, zorgden ervoor dat we wel erg laat ter plaatse waren). Het huis zit afgeladen vol. De Oostenrijker heeft de grootste moeite om zijn subtiele sound te vertalen naar de concertzaal. Zelf de zwaar aangeblazen finale – een flard degelijke sonische noise – weegt te licht om echt te imponeren. Ik vraag me af wie van de toehoorders ‘Black Sea’, ‘Endless Summer’ en ‘Venice’ in de kast heeft staan en wie hier is omdat de hype rond Jóhann Jóhannsson buiten zijn voegen barst. Vier jaar terug was Fennesz hier de headliner en was Jóhannsson een verdienstelijk voorprogramma. Vandaag zijn de rollen omgekeerd. Jóhann Jóhannsson werd in de AB geruggesteund door een klassiek quartet en een elektronicamuzikant (maken we een telfout? Op zijn site maakt men melding van zes muzikanten). De Ijslander munt uit in melancholische klanktapijten en klassieke melodieën. Op Domino onderstreepte hij met verve zijn reputatie en bracht een ingetogen concert. Wat ons nog het meest verbaasde is dat de man zijn hele backcatalogus aan bod liet komen en toch een concert afleverde dat klonk als één geheel, net alsof het één samenhangend geheel vormde. Jóhann Jóhannsson bevestigde in Brussel vooral zijn status en faam. Echt excelleren deed hij echter niet.