Seven Psalms

Natuurlijk gaat het nieuwe album van de inmiddels eenentachtigjarige Paul Simon over afscheid. Maar het gaat over zoveel meer. Terwijl rockers als The Rolling Stones en Iggy Pop de eeuwige jeugd suggereren en doen alsof hun leven nog altijd om ‘Honky Tonk Women’ en ‘Raw Power’ draait, komen anderen op het punt dat ze de balans willen opmaken. Johnny Cash bijvoorbeeld, die zijn carrière afsloot met een serie introspectieve ‘American’-albums en Leonard Cohen die als tachtigplusser het contemplatieve ‘You Want It Darker’ uitbracht. Zo zijn er meer voorbeelden. Ook Simon komt hier niet met een groots slotakkoord waarbij alle ‘Graceland‘- en ‘Bridge Over Troubled Water’-spektakel nog eens van stal wordt gehaald, maar gaat terug naar het begin van zijn loopbaan in de vroege jaren 1960 toen hij met alleen een gitaar zijn eigen weg zocht vanuit het folkcircuit, vaak filosofisch, existentieel en intellectueel. Nu, zes decennia later, zichzelf sober begeleidend plus een uiterst bescheiden rol voor enkele gastmusici, vraagt hij zich hardop af wat daarvan geworden is. Hij stelt vast dat God, die door de jaren heen nooit heel ver weg is geweest, zowel het licht als de duisternis vertegenwoordigt, zowel het breken als het helen; en de roos evenzeer als de doorn. Alles gaat gewoon door en daar heb je je maar bij neer te leggen. Acceptatie. In het mooiste liedje, ‘The Sacred Harp’, neemt hij een paar lifters mee. Vluchtelingen. Maar als ze wat mijlen verderop weer uitstappen blijven ze op de vlucht. Dat is de realiteit. Het kan ook geen toeval zijn dat het nummer ‘The Lord’ dat als een rode draad door het album loopt, qua gitaarlijn gebaseerd is op ‘Anji’ een van de vroegste folkinstrumentaaltjes die Simon speelde. Sommige dingen blijven, maar nooit hetzelfde.

tekst:
Peter Bruyn
beeld:
PaulSimon_SevenPsalms
geplaatst:
wo 5 jul 2023

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!