Het statement op de website van het Underground Institute is helder: ‘De muziekindustrie is oud, overrompelend en conservatief. Toch is er heel veel prachtige muziek die grote moeite heeft een publiek te bereiken, wat voor een deel het gevolg is van ongelijke distributie en promotie.’
Om vervolgens het etiket “underground” op alle muziek te plakken die een moeizame distributie of promotie kent is echter de goden verzoeken. Dat bleek afgelopen weekeinde wel bij het panelgesprek dat het Underground Institute Festival in Silent Green in het Berlijnse Wedding opende. Underground Institute-oprichter, muzikant en beeldend kunstenaar Mary Ocher, geboren in Moskou, opgegroeid in Israël en tegenwoordig residerend in Berlijn, leidt het gesprek met vier musici. Door de vraag te stellen wat de anderen onder “underground” verstaan en of ze vinden daar ook deel van uit te maken, manoeuvreert ze zichzelf al direct in een wespennest.
Restricties
De eerste die reageert is de synths-spelende helft van het voormalige New-Yorkse duo Suicide, Martin Rev. Met zijn knaloranje sneakers en mega-zonnebril is hij moeiteloos de meest opvallende persoon in de zaal en hij laat onmiddellijk weten geen idee te hebben wat “underground” is. ‘Ik ga gewoon iedere dag verder waar ik de vorige gebleven ben,’ zegt hij. ‘Ik ken geen restricties bij wat ik doe. Ik wil mij met geen enkele groep identificeren, dus ook niet met de underground.’
De gespreksleider is duidelijk een beetje van haar stuk gebracht en geeft het woord aan Tomas Nochteff van het in Nederland en België nauwelijks bekende Argentijs-Berlijnse duo Mueran Humanos. Die blijkt een hartstochtelijk Suicide-fan en begint Rev uit te horen over allerlei rock-‘n-roll-romantische wetenswaardigheden rond diens band (‘Klopt het dat er tijdens een Suicide-concert ooit een bijl naar het podium gegooid is?). Na een kleine tien minuten gekeuvel in die trant staat de Amsterdamse DJ Marcelle – Another Nice Mess – in de zaal op, loopt naar het podium en wijst er op dat de twee mannen in het panel nu al een tijdlang zitten te praten over zaken die nauwelijks iets met het thema te maken hebben en of de vrouwen op het podium wellicht ook eens aan het woord kunnen komen. Die zit.
Vervolgens is het de Zweedse singersongwriter Molly Nilsson die enkele duidelijke vraagtekens zet bij “underground” als community: ‘Zodra je over een “groep” gaat spreken wordt het iets kunstmatigs en daar wil geen enkele muzikant bij horen.’ En ze zegt dat het beter is om over een “subcultuur” te spreken, waarmee zij de spijker op de kop slaat. Een subcultuur betekent immers dat je iets doet dat bij voorbaat voor een relatief klein publiek is. En, benadrukt ze, dat staat volkomen los van de kwaliteit van je muziek. Dat je arena’s vol trekt of heel veel albums verkoopt wil alleen maar zeggen dat je goed weet hoe het grote publiek te bereiken en een handig ondernemer bent, niet dat je muziek beter is. En als je er bewust voor kiest om niet op de artistieke knoppen te drukken waarvan je weet dat die het mainstream-publiek prikkelen, dan kies je dus voor een subcultuur.
Er wordt nog wat heen en weer gepraat over “offers brengen voor je kunst”, maar veel hout snijdt dat niet en de aanwezige muzikanten lijken dat ook een beetje romantische flauwekul te vinden. Mary Ocher lijkt zelf opgelucht als het gesprek na een uurtje afgesloten kan worden en het muziekprogramma een aanvang neemt. Er heeft zich inmiddels een honderdtal liefhebbers in de prachtige hoge koepelzaal van Silent Green verzameld. Tegelijkertijd vinden er dit weekeinde in Berlijn nog twee andere festivals in de muzikale marge plaats. Minstens. Die dragen niet het woord “underground” in de naam. Maar wat zegt een naam?
Marge
Soms werken muzikanten in de muzikale marge, omdat ze ondanks hun kwaliteiten niet iets doen wat volstrekt uniek is. Dan vallen ze internationaal minder op. Zoals de inmiddels eenentachtigjarige percussioniste Limpe Fuchs, die alle mogelijke slagwerkinstrumenten, ratels, een stenen kogel en een enorme houten hoorn gebruikt om een geluidscollage samen te stellen en daar soms met een piepstem nog wat bij zingt. Haar CV gaat vele decennia terug. Ze heeft onder meer meegewerkt aan projecten van Faust-medeoprichter Hans Joachim Irmler. Het boeit, maar tallozen doen iets vergelijkbaars. Alleen trommelt Fuchs met een dodelijke ernst, terwijl bij veel anderen, zoals onze eigen Han Bennink, van het spel afstraalt dat ze er ook veel lol in hebben.
Dat een muzikant een beperkt publiek heeft hoeft natuurlijk niet te betekenen dat hij of zij iets moeilijk toegankelijks doet. Soms is het simpelweg niet zo heel erg goed of te gewoontjes om opgepikt te worden. Dat geldt bijvoorbeeld voor Lolina die samen met Dean Blunt onder de naam Hype Williams een paar bijzondere platen heeft gemaakt, maar als soliste lijkt te aarzelen of ze op PJ Harvey of Patti Smith wil lijken.
En er zijn musici die zich nog in de marge van de muziek bevinden, maar het in zich hebben om binnen afzienbare tijd een aanzienlijk groter publiek te bereiken. Zo iemand is Eyal El Wahab, de Israëliër van Jemenitische afkomst die op zoek ging naar zijn culturele wortels. Hij kiest bewust voor zelfgebouwde instrumenten om met zijn groep El Khat die muziek zo authentiek rauw mogelijk te spelen. In Berlijn treedt hij solo op met de bravoure van de jonge Dylan. In de aankomende Gonzo (circus) een uitgebreid interview.
Symbiotisch
Weer anderen zijn zo excentriek en tegelijk extreem persoonlijk dat ze als vanzelf verre blijven van de door de massamedia rondgepompte muziek. Dat geldt bijvoorbeeld voor DJ Marcelle, de Amsterdamse die ook wel draait en produceert onder de naam Another Nice Mess. Haar performance is volstrekt uniek. Tegen de achtergrond van een hilarische film die is opgenomen in haar eigen huis, mixt ze met haar platencollectie een al even bizar geluidbouwwerk dat evenzeer verhalend als abstract kan worden beschouwd en ieder moment doet uitzien naar wat komen gaat.
Dat laatste is het verschil met de in Berlijn wonende Colombiaanse Alexandra Cárdenas. Zij componeert ter plekke met in haar computer opgeslagen samples en de commando’s die zij geeft zijn precies te volgen op het scherm boven het podium. Maar een interessant visueel concept van muziek maken levert nog niet vanzelf ook interessante muziek op. Het verschil tussen “kunst” en “een kunstje” noemde de betreurde Thé Lau dat ooit. Na een half uurtje is het nieuwtje er wel van af.
Wie wel blijft boeien is de Amerikaanse Ka Baird, die begin deze eeuw reeds actief was in de freefolk-scene als Travelling Bell en mede-oprichter van Spires That In The Sunset Rise. Haar in het schemerdonker uitgevoerde performance is uiterst fysiek. Een combinatie van drone en het geluid van haar adem – soms in de vorm van een dwarsfluit die ze met grote heftigheid bespeelt. Beweging en klank lijken voortdurend op elkaar te reageren; symbiotisch. Daarbij geeft Baird zich volledig. Haar optreden is weinig minder dan een katharsis
Wat Limpe Fuchs, DJ Marcelle en Ka Baird gemeen hebben is dat hun optreden even veel heeft van een ritueel als van een concert. Maar dat maakt het natuurlijk nog geen “underground”, hooguit een subcultuur binnen de muziek als geheel. Het Underground Instituut Festival geeft muzikanten die nogal eens over het hoofd gezien worden een podium en dat is alleen maar toe te juichen. Maar de noemer waaronder het allemaal gebeurt voelt uiteindelijk net zo ongemakkelijk als het begrip “vegetarische slager”.