Interview: LAIR

Het geluid van de grond

Het Indonesische LAIR trekt rond om met hun razende psychedelica verhalen uit hun woonplaats Jatiwangi te vertellen. Ze putten inspiratie uit mythes, tradities en de geluiden om hen heen: van scheurende vrachtwagens tot de boze geesten van het bedreigde bos. De grond waar zij vandaan komen dient als idee én als materiaal, met instrumenten gemaakt van klei. Muziek diepgeworteld in de omgeving waar ze vandaan komt, met nummers die gaan over lokale maatschappelijke thema’s en bedreigde natuur. Lees het interview met LAIR in onze nieuwste editie.
Lair - (c) Meuri

Begin dit jaar kwam ‘Ngélar’ uit, het tweede album van het Indonesische LAIR. Deze groep muzikale reizigers trekt met hun razende psychedelica rond om verhalen te vertellen uit hun woonplaats Jatiwangi. Ze putten inspiratie uit mythes, tradities en de geluiden om hen heen: van scheurende vrachtwagens tot de boze geesten van het bedreigde bos.

Het zeskoppige LAIR staat met beide benen in de Indonesische klei. Met als inspiratiebron hun geboortedorp Jatiwangi in Noord-West Java, bekend om zijn productie van dakpannen, vertalen ze de eigenaardigheden en problemen van deze plaats in hun door eindeloze energie voortgestuwde versie van tarling, een Javaans genre waarin gitaar en fluit een melancholisch gesprek met elkaar aangaan. Bij LAIR waaien de gitaarloopjes dan ook als een frisse wind door hun broeierige en chaotische psychedelica, waarin ronkende motorgeluiden worden afgewisseld met lieflijke belletjes en koerende fluitgeluiden. Op ‘Ngélar’ wordt er geschreeuwd en gefluisterd, maar is er vooral veel samenzang, die het ene moment opgewekt en dan weer dreigend klinkt. Ook plaatselijke tradities en de verhalen en gewoontes van de mensen om hen heen krijgen een plek in hun muziek, waarin naast funk-, soul- en surfrockinvloeden ook allerlei geesten rondwaren. ‘Het is onze stellige overtuiging dat je de grond niet alleen als materiaal moet zien, maar ook als idee,’ vertelt Tamyiz Noor (percussie en zang). Net zoals ons eerste album ‘Kiser Kenamaan’ begint ‘Ngélar’ vanuit Jatiwangi, dat een cultuur heeft van het verklanken van de grond.’
De geboortegrond is een natuurlijk onderdeel van de muziek van LAIR, en vindt ook zijn weg in de instrumenten waarop de band speelt. ‘Bijna al onze instrumenten zijn gemaakt van klei waarmee ook dakpannen worden gemaakt, van de percussie en de ocarina (fluit), tot de vorm van de gitaar en basgitaar. Vooral in de percussie hoor je het effect van de klei duidelijk terug, de instrumenten die we hiervoor gebruiken zijn gemaakt van met klei bedekte binnenbanden van vrachtwagens,’ legt Pipin Muhammad Kaspin (gitaar en zang) uit.

Maestro

De bandleden kennen elkaar van de in 2005 opgerichte Jatiwangi Art Factory (JaF), een op de lokale gemeenschap gerichte organisatie die via allerlei culturele uitingen het gewone leven in Jatiwangi wil vangen in concepten en kunst. ‘Alle bandleden van LAIR maken deel uit van de JaF, dat onder meer bestaat uit de Ceramic Music Consortium-afdeling,’ vertelt Tedi Nurmanto (leadgitaar en zang). ‘LAIR is een collectief waarin mensen samenkomen met een verschillende focus en achtergrond. Zo is Pipin van huis uit keramist, studeert Karyssa (Matindas, zang, lvv) etnomusicologie, en is Kiki (Permana, percussie, lvv) beeldend kunstenaar.’
De band ontstond uiteindelijk in 2018 na een gezamenlijk concertbezoek, vertelt Nurmanto: ‘Dat was een concert van Mama Jana, een van de maestro’s van de tarling. Onze gedeelde interesse in klassieke tarling heeft het proces in gang gezet.’ LAIR werkte op hun beide albums samen met singer-songwriter Monica Hapsari, die meeschreef aan een aantal nummers en er ook op zingt.

Monica Hapsari en LAIR - (c) Deby Sucha
Monica Hapsari en LAIR – (c) Deby Sucha

Tarling

Tarling-muziek kregen de leden van LAIR van jongs af aan mee. ‘Tarling is een kunstvorm die afkomstig is uit Indramayu, een plaats in het Pantura-gebied aan de Noordkust van Java,’ vertelt Kaspin. ‘In het woord ‘tarling’ komen de belangrijkste instrumenten samen: gitar (gitaar) en suling (fluit), en daarnaast is voor het genre ook de zin ‘sing nelatar kudu eling’ (‘zij die zwerven moeten herinneren’) tekenend, die wordt gericht aan God om het vaderland te herinneren. Jatiwangi ligt naast de geboorteplek van de tarling en we hebben deze muziek meegekregen van onze ouders en de mensen om ons heen.’ Nurmanto vult aan: ‘Tarling is ontstaan in de jaren 1930 en vertelt vaak lokale verhalen om het publiek te vermaken en te herinneren aan bepaalde gebeurtenissen, alsof observaties van het leven zelf op het podium worden vertolkt.’ LAIR doet dat bijvoorbeeld op ‘Kawin Tebu’ (‘De suikerrietbruiloft’), een lied over de Badirian-ceremonie dat na een langzaam en broeierig begin openbreekt in een euforisch dansnummer dat zich steeds versnelt. ‘De Badirian is het grootste oogstfeest in Jatiwangi, gevierd in een suikerrietfabriek. Jonge mensen ontmoeten elkaar daar en dan hangt de romantiek natuurlijk in de lucht. Na de ceremonie hoor je dan ook vaak de termen ‘suikerrietbruid’ en ‘suikerrietbruidegom’ vallen,’ grapt Hapsari over het lied. Om zulke verhalen te vertellen, functioneert LAIR als rondtrekkende muziekgroep. Niet voor niets betekent de albumtitel ‘Ngélar’ ‘reizen’, een essentieel aspect van LAIR. ‘Muziekgroepen gaan als onderdeel van de obrog-obrog-traditie langs de deuren om met tarling mensen wakker te maken voor de maaltijd die tijdens de Ramadan voor zonsopkomst wordt gegeten,’ legt Kaspin uit. Op de albumhoes van ‘Ngélar’ poseert de band dan ook op een busje met luidspreker, en op ‘Kiser Kinemaan’ prijkt een versierde soundsystem-fiets die voor obrog-obrog wordt gebruikt. ‘We houden erg van reizen, en dan vooral van reizen met een diepere betekenis. Naast de reis van plaats naar plaats heeft ‘Ngélar’ ook de betekenis van het verspreiden van nieuws en het vieren van gebeurtenissen,’ vertelt Nurmanto.

‘Bangkai Belantara’ gaat over onze race tegen projectontwikkelaars.

Setan!

Een minder romantisch lied is het ronkende en schurende ‘Setan Dolbon’, waarin gezongen wordt over een duivels wezen. ‘Het lied gaat over schokkende geruchten die via via in alle dorpen in de buurt werden verspreid,’ vertelt Andzar Agung Fauzan (basgitaar en zang). De geruchten, die in 2015 uitgroeiden tot plaatselijke mythevorming die uiteindelijk tot problemen leidde, inspireerden Hapsari: ‘‘Setan Dolbon’ gaat over een verboden ritueel waarmee je in één klap rijk zou kunnen worden, waarvoor iemand midden in de nacht, terwijl de rest van het dorp slaapt, op een openbare plek zijn behoefte moest doen. Het werd een trend die jarenlang steeds weer terugkwam. Als menselijke uitwerpselen op straat werden gevonden, gingen mensen na of er niet toevallig dorpsgenoten plots rijk waren geworden,’ een fenomeen dat soms uitmondde in een heksenjacht. De songtekst gaat dan ook over hoe gevaarlijk roddels en geruchten kunnen zijn. Hapsari: ‘De politie heeft, om mensen te kalmeren, het probleem moeten aanpakken, want op de lange termijn gingen dorpsbewoners elkaar beschuldigen en ontstonden er allemaal ruzies. In het midden van het lied schreeuw ik ‘Setan, setan, setan!’ (‘Demon, demon, demon!’), niet omdat ik satanist ben, dat zal ik nooit zijn, maar omdat ik bang ben dat het eigenlijk de mens zelf is die de satansrol speelt. We zijn geneigd om een demon of een ander kwaad wezen de schuld te geven als er iets ergs gebeurt, maar wij zijn waarschijnlijk zelf de gevaarlijkste soort, zelfs voor onze broeders en zusters.’

Bos

Door te schrijven over plaatselijke problemen, zoals op ‘Setan Dolbon’, of op ‘Nalar’ van het eerste album, dat gaat over je niet gek laten maken in verkiezingstijd, gaat LAIR in op maatschappelijke thema’s. ‘Met mijn kunst wil ik problemen oplossen die ik voor mijn ogen zie gebeuren,’ vertelt Hapsari. ‘Vaak zijn de problemen waar wij mee zitten echter ook wereldwijde, gemeenschappelijke problemen.’ Een duidelijk voorbeeld van zo’n lied dat iedereen aangaat is ‘Bangkai Belantara’ (‘lijken van het bos’), over de mythe van een verboden bos in Jatiwangi. Een indrukwekkende track waarin het tergende geweeklaag van Hapsari overgaat in steeds groter wordende woede, gedragen door psychedelische gitaarloopjes en de bezwerende stemmen van de rest van de band. ‘Het lied gaat over de race tegen projectontwikkelaars en nieuwe fabrieken die gebouwd worden in Jatiwangi,’ vertelt Nurmanto. Voor Hapsari, die het lied schreef, is het op de eerste plaats een ‘offer aan de draken en heilige entiteiten die de natuur, het weer, het water en het bos bewaken’. Ze vertelt: ‘Mensen zien de natuur als iets vanzelfsprekends en ‘Bangkai Belantara’ gaat daarom over de toorn en woede van de heilige entiteiten in het bos. Hun wraak bestaat erin dat onze afstammelingen ooit alleen nog maar het dode bos kunnen zien, omdat het echte bos al is verdwenen.’ Het lied hangt samen met het Perhutana-project van de JaF, dat ernaar streeft om een stuk land in Jatiwangi te bebossen. Iemand die doneert krijgt zijn eigen stukje land in het Perhutana-bos.

Fouten

‘Ngélar’ werd in samenwerking met het Indonesische Orange Cliff Records uitgebracht door het uit Tokio afkomstige, en nu in Amsterdam gevestigde, Guruguru Brain. Het album werd geproduceerd en gemixt door labelbaas Go Kurosawa. ‘We kenden Go al en wisten dat hij meer authentieke Aziatische klanken in de wereldwijde muziekindustrie wil laten doordringen,’ vertelt Hapsari. ‘Maar dat hij durft om ook risico’s te nemen qua sound en mixmethode, verraste me. Zo hebben we bijvoorbeeld veel over mijn zanglijnen gediscussieerd, daar was ik super onzeker over. Ze klinken mij namelijk vaak lelijk en vals in de oren. Via Go leerde ik de authenticiteit in de rauwheid van ons geluid begrijpen. Mensen verfraaien of fabriceren zichzelf meestal te veel, om er perfect uit te zien of perfect te klinken. Maar perfectie is geen menselijke eigenschap en zal dat ook nooit worden. Go heeft me geholpen dat in te zien. Doordat er nog fouten in zitten, kunnen mensen deze plaat ervaren als een simulatie van onze liveoptredens. Hij wilde op het album graag geluiden van de vrachtwagens in onze straat en van fabrieksgeneratoren laten horen. Natuurlijk is hij ook technisch goed, maar de respectvolle manier waarop hij zorg draagt voor onze context, helpt ons om onze muziek weer in een ander licht te zien en zelfs om anders te denken over onszelf in het algemeen.’

Zonnebril

Na een eerste luisterbeurt is het niet moeilijk je voor te stellen wat een hectisch feest een optreden van LAIR moet zijn. ‘We willen dat het publiek de drukte van de Pantura-route (weg langs de Noordkust van Java die ook langs Jatiwangi loopt, lvv) voelt, de visuele chaos, en het lawaai van motoren en van mensen die langs die weg wonen,’ vertelt Fauzan. Daarbovenop wordt tijdens liveperformances het dansritueel Sintren uitgevoerd door Matindas en Hapsari. ‘Het is een traditie uit Cirebon, vlak bij Jatiwangi,’ vertelt de uit Cirebon afkomstige Hapsari. ‘Tegenwoordig wordt het vaak uitgevoerd door vaardige dansers, maar vroeger hoefden Sintren-danseressen geen fantastisch goede techniek te hebben. Ze moesten wél volledig toegewijd zijn aan het ritueel en intensief bidden om hun lichaam en geest schoon te houden. Tijdens een optreden komt de danseres, ingesnoerd door touwen en nog niet volledig in haar podiumkleding, de planken op en neemt plaats in een afgedekte kippenkooi. In korte tijd moet ze daarbinnen het touw om haar heen losmaken, haar volledige podiumkleding aantrekken en een zonnebril opdoen, waarna ze uit de kooi komt en in echte trance kan dansen. De touwen en de kooi, die haar lichaam inperken, symboliseren de aardse ketenen die ze moet afwerpen en overwinnen om ‘vrij’ te kunnen zijn, dansend in een transcendente staat, één met God. De zonnebril functioneert als een blinddoek om met wereldse illusies te kunnen breken. Wanneer de ogen van de mens gesloten zijn, kan het oog van de ziel zien. Dan heeft het hart helderheid.’ Ook de zangeressen van LAIR dragen bij optredens daarom zonnebrillen.

Trots

‘Ik denk dat LAIR een bijdrage levert in de Indonesische muziekscene door hedendaagse muziek en traditionele muziek samen te brengen,’ vertelt Hapsari. ‘Als postkoloniaal land zijn we langzamerhand vergeten hoe we trots kunnen zijn op onze eigen cultuur. De authenticiteit van de tradities van onze voorouders is de laatste jaren echt aan het verdwijnen.’ Deze trots, en de wil om Jatiwangi en omgeving op het wereldtoneel te plaatsen, schemert door in de toekomstambities van de band. ‘We willen graag verder reizen en verdergaan met het ontdekken van en kennismaken met andere soorten muziek. Daarbij zullen we niet vergeten om onze eigen muziek te introduceren op alle plaatsen die een andere achtergrond hebben dan wij,’ besluit Matindas de antwoorden in onze gedeelde Google Doc, waarin de zeven muzikanten en hun vertaler uitgebreide antwoorden schreven op al onze vragen (waarvoor dank!). Hopelijk brengt hun muzikale reis hen binnenkort ook op Nederlandse en Belgische kleigronden.

Dit artikel verscheen eerder in Gonzo #181

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!