Peter Bruyn gaat kriskras door het Rewire-programma én de dagen heen om voor ons zijn – zoals hij het zelf noemt – ‘ervaringen en overwegingen’ over Rewire 2024 te delen. In het ‘warenhuis in kwaliteitsproducten’ dat Rewire is, leert hij vooral keuzes te maken en zijn ‘darlings’ te ‘killen.’
Vrijdag 18:00u
Ik had nooit van Cole Pulice gehoord. Amerikaan met tenorsaxofoon en laptop. Voor het eerst in Nederland leert het Rewire-programmaboek. De grote Amare-Conservatoriumzaal loopt vol, wat vooral lijkt te komen doordat er op dit uur op de vrijdagavond nog vrijwel geen ander festivalprogramma is. Maar wat een verrassing, al openbaart zich dat nog niet direct. De eerste minuten is Pulice nog in de weer met een EWI – zo’n aangeblazen synthesizer – en dat levert eerlijk gezegd vooral gedreutel op. Zodra dat veredelde stuk speelgoed echter wordt ingeruild voor de tenorsax gebeurt er iets. Via zijn laptop stapelt Pulice drone op drone. Een simpel, maar uiterst consequent doorgevoerd concept. Niet alleen fascinerend, maar tevens uitgroeiend tot een klanktextuur van schurende schoonheid. Je wilt als toehoorder niet dat het stopt, want het wordt steeds mooier en dieper. En luisteren van een geluidsdrager, thuis, weegt hier nooit tegenop, hoe goed je luidsprekers ook zijn. Maar na drie kwartier is het toch afgelopen. De zaal verlatend met de wetenschap dat je voor dit soort onverwachte ontmoetingen naar Rewire komt. Want dat is toch waar het festival werkelijk over gaat: een overzicht van wat er gebeurt aan de frontlinies van de muziek, en dan met name wat de vorm betreft. Toen Rewire ruim tien jaar geleden begon, stond die frontlinie nog bijna exclusief voor elektronica. Inmiddels is het zoveel breder. Op de kruispunten waar stijlen elkaar ontmoeten gebeurt het. En onthoudt die naam: Cole Pulice.
Donderdag 20:15u
Soms vraag je je af ‘waarom?’ En het is natuurlijk een cliché dat ‘méér’ in veel gevallen niet gelijk staat met ‘beter’. Rewire opent dit jaar met een podiumuitvoering van ‘Last and First Men’, het schitterende filmregiedebuut van de IJslandse componist Jóhann Jóhannsson, gebaseerd op een SF-roman van Olaf Stapledon uit 1930. Jóhannsson kon het project niet afronden omdat hij in 2018 overleed. De Berlijns/Israelische musicus Yair Elazar Glotman voltooide de soundtrack in de geest van Jóhannsson en met muziek van beiden. In 2020 ging de film alsnog in première en verscheen de muziek bij Deutsche Grammophon.
Het resultaat is een fascinerende filosofische meditatie over de menselijke conditie en de al dan niet eeuwige wederkeer. De filmbeelden zijn van grote, brutalistische stenen Joegoslavische oorlogsmonumenten. Ze herinneren wel een beetje aan moais, de beroemde beelden op Paaseiland, maar dan abstracter. En wie herinnert zich de pseudowetenschappelijke boeken van Erich von Däniken nog? ‘Waren de Goden Kosmonauten?’ Die sfeer roept de film op, waarbij geen moment mensen in beeld komen. Er is afgezien van de muziek alleen een vertelstem die het heden van de film verbindt met het verre verleden en de zo mogelijk nog verdere toekomst. Een film waarin beeld en geluid elkaars verhaal completeren zoals dat ook het geval was bij ‘Koyaanisqatsi: Life out of Balance’ uit 1982 van regisseur Godfrey Reggio en componist Philip Glass.
In de Koninklijke Schouwburg zijn naast de film, de muziek en de stem van ‘narrator’ Tilda Swinton die door Glotman vanuit de computer gestuurd worden, een sopraan en vijf strijkers, ook nog drie dansers van Neon Dance toegevoegd. Fantastische dansers, maar hier volstrekt overbodig. Ze leiden alleen maar af van de muziek en de film en verbreken juist de magie, omdat ze een menselijk aspect aan het toneelbeeld toevoegen dat in de oorspronkelijke vorm alleen gesuggereerd werd, wat veel krachtiger is. Denk aan de actuele film ‘The Zone of Interest’ over de kampcommandant van Auschwitz die juist zo’n beklemmende impact heeft omdat de gevangenen in het kamp nooit in beeld komen, je hoort alleen het ijzingwekkend suggestieve gebrom van de verbrandingsovens.
De dans is simpelweg één medium teveel. Het voegt niets wezenlijks toe; slechts een extra interpretatie van wat er al met de filmbeelden en muziek gezegd is. Overdaad die ten koste gaat van de voorstelling. Dat geldt wellicht ook voor Rewire als festival, zoals het zeker geldt voor de Westerse samenleving als geheel.
Maar laat ik mij tot het festival beperken. Meer dan tweehonderd evenementen en voorstellingen in vier dagen op zo’n vijfentwintig podia meldt de website. Toen ik een maand of wat geleden een advertentie met alle op dat moment geboekte kunstenaars voorbij zag komen was ik ‘flabbergasted’. Zoveel geweldige namen en minstens de helft wilde ik per se zien. De praktijk is natuurlijk anders. Een hardnekkig overblijfsel uit een tijd dat een ‘festivalposter’ nog zoiets was als een programmablad van wat je als bezoeker mee ging maken.
Vandaag de dag is een festivalposter, -advertentie, -website of – bestaan ze nog? – -flyer zoiets als een catalogus van een reisbureau. En je kunt nu eenmaal niet tegelijk op Vlieland en de Malediven zijn en dat zijn nog maar twee van de tientallen mogelijkheden. Op vrijdag en zaterdag rond acht of negen uur ’s avond zijn er al minstens zeven voorstellingen tegelijk. En een bijna sadistisch aspect van de Rewire-programmering is, dat die vrijwel allemaal interessant zijn. Een oefening in keuzes maken.
Daarbij speelt nog iets anders. Nogal wat musici en kunstenaars die dit jaar op het programma staan, waaronder Maya Shenfeld en de componist Annea Lockwood – dit jaar ‘focuskunstenaar’ van Rewire – zweren bij de ‘deep listening’ die gepropageerd wordt door de in 2016 overleden Amerikaanse componist Pauline Oliveros. Een intensieve, geconcentreerde en bijna meditatieve wijze van luisteren naar muziek. Dat laat zich niet verenigen met het van podium naar podium hollen. Zelf houd ik al jaren het principe aan dat ik ook tijdens festivals een concert van begin tot eind uitzit. Maar daarnaast vraagt de kwaliteit, complexiteit en intensiteit van de Rewire-programmering er wat mij betreft om na ieder concert een half uurtje of meer afstand te nemen om het gebodene wat te laten bezinken. En hoeveel voorstellingen of concerten kun je dan intensief ondergaan op een avond? Drie, hooguit vier! Anders ben je al snel een soort die in vier dagen ‘Europa doet’: Been there, done that.
Gedurende de drie dagen dat ik op Rewire 2024 rondloop hoor ik trouwens van veel bezoekers dat drie of vier concerten voor hen het maximum is. Dat schept natuurlijk ruimte voor een groter totaal aantal bezoekers en dat is mooi. Toch blijft het als bezoeker een beetje wringen dat je meer niet dan wel kunt beleven – al is dat uiteraard ook een onverbiddelijke levensles.
Vrijdag 20:30u
Dat ik The Necks per se wil zien op dit Rewire 2024 staat bij voorbaat vast. Het Australische trio heeft met ‘Trans’ wat mij betreft het beste album van 2023 gemaakt en hun vorige Nederlandse concert – op Le Guess Who? – moest ik missen. Maar het vraagt wel een offer: Om bij The Necks te zijn moet ik twee andere concerten van mijn Rewire-verlanglijst wegens ‘serieuze overlapping’ missen. Julia Holter en Sun Kit.
Het blijkt het uiteindelijk ruimschoots waard, al dreigt in eerste instantie een brom en kraak in de versterker van contrabassist Lloyd Swanton nog even roet in het eten te gooien. Dat laat zich gelukkig snel oplossen.
Maar dan: Terwijl ‘Travel’ nog afwijkt van het gebruikelijke Necks-patroon doordat er op de dubbel-LP vier losse stukken van ieder zo’n twintig minuten staan, wordt er ‘live’, in het grote Amare-Danstheater, als vanouds gekozen voor een spanningsboog van een uur.
Ruim vijfendertig jaar doen de mannen het nu al. Maar geen twee concerten zijn gelijk. Ditmaal is het pianist Chris Abrahams die begin met een kort, maar voortdurend nèt iets anders herhaald motiefje, dat de anderen op zich laten inwerken. Na een paar minuten voegt slagwerker Tony Buck het zijne toe – heel subtiel, met de vlakke hand op een tom en een heel dun stokje op een cymbal. Daarna volgt bassist Swanton.
En zo ontwikkelt zich een geluid zo delicaat al dat van vallende herfstbladeren. Extreem langzaam neemt het volume iets toe. Dit is géén ‘minimal music’. Allesbehalve minimaal. Hier gebeurt ontzettend veel. Ieder voor zich, totdat je je als luisteraar na pakweg een half uur realiseert dat de drie steeds meer in elkaars spoor komen. De muziek wordt niet per se harder, maar wel steeds intenser.
Pianist Abrahams blijkt al geruime tijd bijna bezeten de zelfde toets aan te slaan, terwijl slagwerker Buck juist steeds melodieuzer gaat spelen. Bijna een one-man band. Hoor ik daar vogeltjes, of is dat Tony Buck die met een hand vol schelpen of kralen over zijn drumvel gaat? Na vijfendertig, veertig minuten wordt het geluid weer soberder en gaat ieder van de drie tergend traag terug naar zijn oorspronkelijke rol, om uiteindelijk heel, héél langzaam in de stilte te verdwijnen. Staande ovatie. Wereldconcert.
Vrijdag 22:00u
Een intense ervaring als The Necks vraagt om iets contrasterends. Alabaster DePlume – die in werkelijkheid Angus Fairbairn heet – is een beetje en rare artiest. Maar wel een hele leuke rare artiest. Engelsman. Excentriek, maar beslist niet te type ‘outsider artist’. Een schrijver met muzikaal talent. Een jazzsaxofonist die op onwaarschijnlijke wijze impro met stand-upcomedy verenigt tot een performancestijl waar ik mij op de plaat weinig bij kan voorstellen, maar die live fantastisch werkt. Muziek is nu eenmaal in principe ‘time based art’. Het wordt gespeeld en op dat moment moet je het ondergaan. Als het voorbij is, dan is het ook echt voorbij. Behalve op een geluidsdrager, natuurlijk. Maar dat maakt een plaat of cd toch altijd en wat museaal ding: en mogelijk om naar muziek van het verleden te luisteren.
DePlume is zich daarvan terdege bewust. Daarom doorspekt hij zijn optreden met kreten als ‘We are the perfect people fort his moment’. Hij hamert voortdurend op het ‘leven in het nu’ en zo laat hij zijn muziek ook ter plekke ontstaan, bijgestaan door drie musici uit de Britse jazz- en improscene, waaronder bassiste Ruth Goller die veel gewerkt heeft in het circuit rond de groep Acoustic Ladyland. Soms zegt DePlume tegen zijn musici dat ze hem alleen maar zingend mogen begeleiden. Op andere momenten ontstaat er een opwindende jam. DePlume speelt veel saxofoon en doet dat meeslepend en organisch. Hij vraagt zich al zingend af wat het verschil is tussen ons en die mensen die in gammele bootjes de Middellandse Zee oversteken, of waarom hij, als hij actie wil voeren tegen het fascisme, altijd ruzie krijgt met andere mensen die ook actie willen voeten tegen het fascisme. Eigenlijk doet Alabaster DePlume nog het meeste denken aan singer-songwriter – en eveneens schrijver – Jim White wiens platen ook nooit een onuitwisbare indruk maken maar die, net als deze Brit, live onverslaanbaar is.
Zaterdag 21:00u
Ik wil tijdens dit Rewire in ieder geval nog iets meepakken van een andere ‘focuslijn’ in het programma: ‘The Ever-Evolving Nature of Folk-Music’. Omdat ik niet zo’n doedelzak-type ben, kies ik voor Gordan. Twee Berlijnse musici, slagwerker Andi Stecher en de op veel terreinen actieve electronicamuzikant en multi-instrumentalist Guido Möbius, plus de Servische zangeres Svetlana Spajiç. Een bijzondere ervaring in de relatief kleine, maar erg sfeervolle Koorenhuiszaal.
Een zware, elektronische drone legt de basis voor de speelse drums, in sommige gevallen ondersteund door bas. En dat alles als grondverf voor het majestueuze stemgeluid van Spajiç, een vrouw wier optreden in eerste instantie aan Umm Kulthum/Oum Kalsoum, vervolgens aan Velvet Underground chanteuse Nico en tenslotte zelfs aan Wim de Bie doet denken – maar uiteindelijk toch het meest aan een combinatie van die drie.
Zo krachtig en overtuigend als haar zang is, zo onbeholpen is haar presentatie tussen de nummers in. Maar juist het ontbreken van iedere diva-routine zorgt ervoor dat Spajiç het publiek compleet inpakt.
Zaterdag 22:00u
Net als The Necks staat ook Phew reeds geruime tijd op mijn ‘must see’-lijstje. De Japanse veterane – Hiromi Moritani vermeldt haar paspoort – geldt als avant-gardepionier, maar is de afgelopen decennia niet bijster veel in ons land te zien geweest. Afkomstig uit de Japanse punkscene van de seventies maakt ze als zangeres in de vroege jaren tachtig reeds platen met Holger Czukay en Jaki Liebezeit van krautrockers Can. Het laatste decennium legt ze zich steeds meer toe op elektronica. Het Rewire-programma boek belooft een combinatie van zang en elektronica. Maar dat pakt toch iets anders uit.
Vrouw in het zwart aan een tafel vol apparatuur in de grote conservatoriumzaal van Amare. Afgezien van haar muziek maakt ze drie kwartier lang geen enkel contact met het publiek. Wat Phew laat zien en horen is een inmiddels bijna ‘klassieke’ set elektronische muziek uit de jaren negentig. Verschillende geluidskanalen open en weer dicht draaien, stapelen, combineren en bewerken. Een techniek die ze uitstekend in de vingers heeft.
Al bij het begin van het concert laat ze een straaljager opstijgen. Niet veel later lijkt het alsof ze een groot gemengd koor uit het dodenrijk tot leven heeft gewekt. Een hels requiem. Het heeft bijna iets angstaanjagends. Na pakweg twintig minuten komt het totaalgeluid in wat rustiger vaarwater. Zo nu en dan zegt ze iets in de microfoon die aan haar koptelefoon bevestigd is. Onverstaanbaar. Zo loodst ze het concert door de drie kwartier – bijna als een kapitein op een containerschip. Niet spectaculair, maar mooi om meegemaakt te hebben. (Been there, done that)
Vrijdag/zaterdag 00:00u
Een festival als Rewire is – evenals bijvoorbeld Le Guess Who? – feitelijk een warenhuis in kwaliteitsproducten. Géén supermarkt, want daar grossiert men ook in B-merken en snelle snacks, die misschien wel het hoofdbestanddeel van het festival uitmaken. Van B-merk programmering en muzikale snacks is bij Rewire geen sprake.
Toch knaagt er iets terwijl ik in de trein naar huis de avond overdenk. Een zorgvuldig geprogrammeerd festival kan ook een verhaal vertellen. En dat is een meerwaarde. Je kunt natuurlijk stellen dat het publiek volwassen genoeg is om zelf een verhaal uit het aanbod te destilleren. Maar is dat niet wat kort door de bocht? Er is een fraaie programmatoelichting – niet alleen online maar ook als kloek pocketboek. Maar door de omvang van het programma zijn de hoofdstukjes per concert ook daarin nog erg bescheiden. Zou het zinvoller zijn om tickets per thema te verkopen, of per route? Dat is allemaal wel heel erg betuttelend en logistiek complex. Ik voel bij het schrijven van deze woorden al de gruwel bij bezoekers en andere lezers: vrije keuze über alles.
Er schiet mij een voorbeeld te binnen waar het publiek ogenschijnlijk streng bij de hand genomen wordt, maar waar dat wel werkt: John Zorn die in zijn New Yorkse club The Stone géén bar duldt, omdat je komt om te luisteren en niet om te drinken. Een spartaanse concertervaring, maar tegelijk een hele intense. Dan heb je het natuurlijk wel over een concertje voor veertig mensen, terwijl Rewire duizenden bezoekers uit hel Europa trekt. Vergelijking van niks dus. Ik wik en ik weeg in de trein en kom tot geen beter Rewire dan het huidige Rewire.
Zaterdag 17:30 uur
Focusartiest tijdens deze editie van het festival is componist Annea Lockwood. Het is een interessant gegeven dat vrouwelijke componisten die in de jaren zestig en zeventig vrijwel onopgemerkt aan de weg timmerden recent alsnog op een voetstuk worden gezet. Dat begon een jaar of vijftien geleden al met het werk van Eliane Radigue. Afgelopen maand viel ik nog met mijn neus in de boter bij het Berlijnse festival MaerzMusik, dat een compleet focusprogramma organiseerde rond de mij volstrekt onbekende in 2000 overleden Amerikaanse componist en instrumentontwerper Lucia Dlugoszewski.
En nu dus Lockwood. Afgelopen zomer had The Wire reeds een fascinerende coverstory over de nu 84-jarige Nieuw-Zeelandse, waarin veel aandacht voor haar piano-project ‘Piano Transplants’. Eén performance daaruit – een ‘concert’ kun je het nauwelijks noemen – zou op de openingsavond van deze Rewire uitgevoerd worden: ‘Piano Burning’. Een stuk dat eigenlijk helemaal in de traditie staat van de Fluxus-beweging van de jaren zestig. De ‘partituur’ bestaat ongeveer uit deze omschrijving: ‘Gooi wat benzine op een vel papier. Leg dat bij de pedalen in een staande piano en steek het papier in brand. Speel op het klavier wat je maar wilt, zolang je het volhoudt’. Spectaculair. Het gaat deze donderdag helaas niet door. De performance, gepland op het lange Voorhout, wordt kort voor het festival door de Rewire-organisatie om niet nader genoemde redenen afgezegd. Jammer, want het had wat mij betreft een fraaie ‘Fluxus piano demolition trilogy’ kunnen zijn, naast de beruchte ‘Yoko Ono Piano Drop’ van Al Hansen – later door kleinzoon Beck nog eens herhaald vanaf het kasteel Moyland nabij Kleve – en Piano Piece #13 (Carpenter’s Piece)’ van George Maciunas, waarbij de toetsen van de piano één voor één wordt vastgespijkerd en rond de eeuwwisseling in de Amsterdamse stadsschouwburg uitgevoerd door Sonic Youth.
Van de andere Lockwood-stukken die tijdens dit Rewire te horen zijn selecteer ik uiteindelijk de twee die op zaterdagmiddag in de Koninklijke Schouwburg uitgevoerd worden door het kwartet Yarn/Wire. ‘Ear-Walking Women’ uit 1996 is een compositie voor ‘prepared piano’ en onderhoudend, maar niet zo bijzonder. Meer indruk maakt het recentere, uit 2019 stammende ‘Into The Vanishing Point’. Twee pianisten en twee slagwerkers verklanken de snel uitdunnende insectenpopulatie in ons ecosysteem – een serieuze bedreiging voor het menselijk leven die nog zelden onder ogen wordt gezien. Het is een prachtig stuk muziek. Wrijvend, aaiend, strelend over de instrumenten, gestreken met strijkstok, een stokje over de rand van een klazen vaas, vingers over pianosnaren. Het levert gebrom, gezoem en – zo stel ik mij voor – insectenkreetjes in doodsnood op. Wat in eerste instantie nog onbestemd geluid leek, wordt naarmate het stuk vordert steeds mooier. Esthetiek is in veel gevallen niets anders dan een kwestie van ergens aan durven wennen. En pas als de esthetiek doordringt kan de stap naar de ethiek gezet worden.
Zaterdag 18:45u
Bij Jenny Hval maakt de ethiek zelfs direct een hoofdbestanddeel uit van haar muziek. Ik heb haar artistiek hoog zitten, de Noorse. Haar album ‘Blood Bitch’ haalde in 2016 mijn eindejaarslijst. In het verleden zag ik haar al op kleinere podia, zoals De School in Amsterdam. Maar dit immense Danstheater in Amare is wel wat anders. De albums en concerten van Hval zijn eigenlijk altijd gebouwd rond een thema. Haar nieuwe show ‘I Want To Be A Machine’ haalt een boel overhoop. Niet alleen verzet zij zich tegen de krimpende budgetten voor podiumperformers, maar ook benoemt ze de historische banden tussen muziek en militarisme, legt uit hoe Spotify de wapenindustrie steunt. Jenny en haar twee muzikanten en lopen een deel van het concert rond in een T-shirt met op de rug de tekst ‘Free Palestine’.
Aan goede intenties ontbreekt het niet, maar muzikaal is het eerste deel van haar programma ronduit knullig. Nodeloos gesleep met decorstukken, geforceerde symboliek en lang niet altijd zuiver gezongen. Pas bij de laatste drie nummers, als ook haar begeleiders daadwerkelijk meespelen en de voorgeprogrammeerde muziek naar de achtergrond of helemaal is verdwenen, keert het tij en toont de Noorse dat ze werkelijke de klasse heeft om in de voetsporen van bijvoorbeeld Laurie Anderson en Patti Smith te stappen.
Vrijdag 19:00u
Veel van de beste programmaonderdelen op Rewire zijn intens, beklemmend en vooral diep serieus. De enige werkelijke schaarste op het festival is lucht. Ademruimte. Zonder lucht geen leven. Henk en Melle zijn buitenbeentjes op het festival. Relativeerders tussen alle pretentieuze projecten met een kapitale ‘K’. En dat is eigenlijk broodnodig. Met harmonium, gitaar, ritmebox en een hoop spontane pop laten Koorn en De Boer het publiek lachen, gniffelen en meezingen. Een even verademend als ontwapenend optreden dat onderstreept dat dit duo eigenlijk bij besluit van het Gemeentebestuur een vast plekje op ieder Haags festival verdient.
Zaterdag/zondag 00:00u
Een weekend Rewire betekent voor de bezoeker meer moois niet dan wèl zien. Voortdurend ‘darlings killen’. Je gaat je bijna een seriemoordenaar voelen. Het is een open deur dat de rijkdom slecht verdeeld is in de wereld en dat geldt evenzeer voor de culturele rijkdom. Je zou iedere stad, ieder dorp, ieder buurtschap in Nederland een mini- of micro-Rewire gunnen. Albaster DePlume in Waalwijk, Annea Lockwood in Schin op Geul, Gordan in Oude Pekela. En volgend jaar wil ik toch echt die piano van Lockwood in de fik zien en horen gaan. Ik kan niet wachten op Rewire 2025.