Blackfilm is een Hongaarse artiest, die zich ver van persoonscultus houdt. Hij blijft anoniem en foto’s of interviews zijn bijna niet te vinden. Hij houdt zich graag in het duister op, ook muzikaal. Na zijn debuut uit 2008 is dit tien jaar later pas zijn tweede plaat.
Een elektronische bricoleur durven wij hem op de eerste plaat noemen en we bedoelen daar absoluut niets pejoratief mee. Hij sleept zijn materiaal aan uit de grote elektronica loods zonder zich enige genrebeperkingen op te leggen. ‘Bricoleur’ verwijst ook naar Amon Tobin, waarmee hij op die eerste plaat zeker een overeenkomstig geluid had.
Op ‘Zero One Seven’ trekt hij echter bijna volledig de drum-‘n-bass kaart. Die kan donker zijn zoals in de opener ‘8632’, of ‘Traitors’, twee tracks die ons terug slingeren naar de begindagen van het genre, toen dat nog gevaarlijk klonk en de focus op de duistere, industriële atmosfeer lag. Atmosfeer is sowieso een zwarte leidraad doorheen de ganse rit.
Blackfilm speelt constant met het ritme: van snoeihard in het eerste deel waarna de voet hier en daar van het gaspedaal wordt gehaald. De afsluiter ‘Vegas’ breekt dat ritme zelfs af tot een hiphopbeat. Absoluut niets nieuws in de duisternis -al komt er ook al eens een streep licht binnen, vooral in de nummers met vocalen- maar heel goed gebracht.
Een iets oudere bekende op het Denovali label is Ensemble Economique dat al een dik decennium als solovehikel dient voor Brian Pyle (zie ook Starving Weirdos). De werktitel van de plaat was ‘Music Saves Lives’, een directe referentie aan het feit dat heel wat DIY concertzalen en clubs hun deuren moesten sluiten op bevel van de Amerikaanse brandweer na de noodlottige brand in de Ghost Ship (Oakland) waar zesendertig mensen het leven lieten in december 2016.
Aangezien Brian Pyle een protagonist is in de undergroundscene van Noord-Californië, raakte deze tragedie hem persoonlijk en begon hij met het schrijven van deze plaat. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het album een melancholische en intimistische klankkleur heeft.
Het is een sobere plaat geworden voor zijn doen, met spaarzame percussie en synth-arpeggio’s die transcendent klinken, alhoewel dat er hier en daar ook woede en onbegrip door de plaat heen sijpelen. De twee gastbijdragen zijn essentieel.
In opener ‘Music Is Life’ dwarrelen de synth-geluiden van Alexander Molero traag naar beneden in het geluid en creëren een openheid. Ze maken als het ware plaats voor een benevelde lichtinval. Naar het einde van de songs worden die evenwel zwaarder -een draad naar een gewichtiger sfeer die traag het licht uitdooft. ‘I See You’, dat uit twee delen bestaat, is grimmiger met bevende synths, een kloppende zich herhalende percussie en de introductie van strijkers en de in noise gedrenkte gitaar in het tweede deel, wat dit tweeluik een sacraal maar ook onwennig karakter geeft.
Purple Pilgrims verrijken de afsluiter ‘Blue Hour’ met koor zanglijnen, de gepaste afsluiter van een plaat die als een muzikaal In Memoriam kan worden gezien.