Vier van de zes nummers op het debuutalbum van Gagi Petrovic zijn geïnspireerd door dysprosodie, een zeldzaam spraakgebrek. Iemand die er aan lijdt, past onbedoeld op rare manieren toonhoogte, ritme en volume van zijn spraak aan. Iets dat communicatie bemoeilijkt, maar net zo goed een kans kan zijn voor een nieuwe vorm van expressie. Waarvan akte (neem ik aan) âzij het zonder stem (lijkt het). Petrovic werkt het concept uit middels glitchy elektronica, haperende ruis, beats en stilte. De verregaande bewerking van het geluid, digitale processing als een uitingsvorm op zich, doet me denken aan Raster-Noton, iets waar de âtechnologischeâ titels ook aan bijdragen. Wel is de muziek warmer dan bijvoorbeeld die op Alva Notoâs âUnivrsâ en âUnitxtâ, die nog het meest in de buurt komen. Of dat is omdat Petrovicâ geluiden gebaseerd zijn op samples van echte stemmen âwat de hoestekst toch een beetje suggereertâ of omdat hij puur synthetisch geluid weet te doen klinken als vervormde, opgerekte en haperend versneden stemmen blijft geheim, maar bezield is het in ieder geval wel. De suggestie van een doorlopend ritme, dat twee en een half nummer lang start, hapert en stopt, krijgt in âdp[a] 3_v3.38â uiteindelijk even de voorgrond, waarna in de laatste âdp[a]â opeens echte stemmen en aarzelende noten van een akoestische gitaar opduiken, als bevestiging van de aanwezigheid van de mens in de digitale ruimte. âhshâ bestaat uit twee zeer minimale nummers, zeker het eerste, dat maar net uit de stilte los komt. Opgerekte strijktonen met een benauwende sfeer, dat in het tweede nummer vergezeld vergezeld gaat van steeds meer holle en kloppende ruistonen, waardoor het langzaam aan intensiteit wint. Fraai, en het maakt nieuwsgierig naar de dansperformance waar ze voor gemaakt werden, hoewel ook die wel eens zeer beklemmend zou kunnen zijn.