Eén nummer van ongeveer een uur lang, dat is meestal de inhoud van albums van het Australische trio The Necks. Net als bij hun concerten begint doorgaans een van de leden met een herhaald motief. Daarop bouwen ze gezamenlijk ongehaast verder, door het inbrengen van kleine variaties, het opvullen van open ruimten, of het vrijwel onmerkbaar invoegen van nieuwe patronen die de koers van de muziek geleidelijk maar onherroepelijk verleggen. Elk speelt met een gespitst oor voor wat de anderen te melden hebben. In de studio manipuleren ze dat geïmproviseerde basismateriaal weer. Ze voegen extra lagen toe, wissen desgewenst individuele lijnen uit. Dat doen ze ook op ‘Vertigo’, hun nieuwste album. Maar in plaats van een spaarzaam openingsmotief beginnen ze nu met een breed gonzende bourdon, zo te horen door Lloyd Swanton gestreken op zijn contrabas en door Chris Abrahams met e-bows uit de snaren van een vleugel gelokt. Die bourdon verandert geregeld van kleur, wordt lichter, en vervolgens beurtelings breder en hoger, wordt omgevormd tot een golvende ondergrond voor hij tijdelijk uit het zicht verdwijnt. Met hun benadering hebben The Necks steeds intrigerende, hypnotische bouwwerken gewrocht. In vergelijking met eerdere titels als ‘Hanging Gardens’ en ‘Drive By’ is ‘Vertigo’ toch van een minder kaliber. Het lijkt alsof de drie eens een andere werkwijze wilden hanteren, met meer ruimte voor variatie en die bourdon als leidraad. Het is die grotere variatie die hen de das omdoet. In weerwil van de ingebouwde basis is er betrekkelijk weinig samenhang tussen de verschillende stadia die de muziek doorloopt. ‘Vertigo’ mag dan gepresenteerd worden als een stuk van drie kwartier, feitelijk bestaat het uit verscheidene delen, die lang niet allemaal geslaagd zijn. Mooie foto van drummer Tony Buck als omslag, dat wel.