Ergens in de lente van 1983 kwam het titelloze debuut van de Amerikaanse band Violent Femmes uit, gevuld met ongeremde, puberale liedjes, die de seksueel gefrustreerde zanger Gordon Gano tijdens zijn middelbare schooltijd had neergepend. Geen wonder dat de folkpunk van het drietal het goed deed bij de alternatieve jeugd uit die tijd. Nog geen jaar later vervreemdde de band het grootste deel van deze fanbase echter met de eclectische, duistere opvolger ‘Hallowed Ground’. Vanaf dit moment zwalkte het oeuvre van Violent Femmes alle kanten op. Van absoluut manische gospel (‘Jesus Walking On The Water’), tot onderkoelde adult contemporary rock (‘Color Me Once’) en opgepompte jaren vijftig pastiches (‘American Music’). Het is dan ook niet gek dat het eerste album dat de band in vijftien jaar tijd uitbrengt ‘We Can Do Anything’ heet. Al bij het tweede nummer wordt daad bij woord gevoegd in het absurde ‘I Could Be Anything’, een uptempo meezinger over een zekere Bongo, de drakenvechter. Het liedje doet misschien nog het meest denken aan een losgeslagen jeugdtheatervoorstelling. Meer dan dit heeft de zure scepticus niet nodig om het album af te schrijven als de zoveelste misplaatste voetnoot in de oeuvre van de band. Daarmee mist de galspuwer echter enkele van de sterkste liedjes die Gano in jaren heeft geschreven en tevens het hele punt. Juist het feit dat Violent Femmes niet poogt om zich vast te pinnen op een enkele voorbedachte identiteit, maakt hen zoveel jaar na dato nog enigszins relevant en deze collectie liedjes geen zielloze herhalingsoefening, maar een opeenstapeling van frisse experimenten. ‘We Can Do Anything’ is het beste wat je van een band op leeftijd kan verwachten; gewoon een fris, nieuw album, dat alle kanten opschiet, zonder addertjes onder het gras.