Bitori is de achtenzeventigjarige Viktor Tavares, een vingervlugge Kaapverdiaanse accordionist met een zwaar en ruig verleden en volgens sommigen in de Kaapverdiaanse scene is hij zelfs een gangster geweest. In 1997 zorgt hij voor een mijlpaal toen hij een album maakte dat door Kaapverdianen wordt gezien als hét beste funaná album ooit, de volkse Creoolse dansmuziek van de eilandengroep en nu opgepikt door Analog Africa. De Funaná heeft een berucht verleden als verboden muziekstijl door het koloniale Portugese regime met zelfs celstraffen voor muzikanten die spelend werden aangetroffen. Bij de onafhankelijkheid openden de deuren voor de nationale acceptatie van de muziekstijl en bracht het ook de labels en studioproducties op gang buiten Kaapverdië, vooral in steden als Lissabon, Parijs en zelfs Hilversum (door de Kaapse gemeenschap in Rotterdam). Het was vooral te danken aan zanger Chando Graciosa uit Rotterdam die de aanzet gaf tot het vormen van de band rond Bitori en de studiosessies. Samen met drummer Grace Evora en bassist Danilo Tavares en Graciosa op zang en de ferro, de ijzeren staaf met ritmes gespeeld door een mes, creëerden ze een eigen geluid van traditionele funaná in versterkte vorm zonder elektronica. Het album opent met ‘Bitori Nha Bibinha’, meteen één van de meest befaamde funaná songs in swingend paardengalop en hypnotiserende accordeonmelodieën. Dat is de kracht van de funaná in essentie; de hypnotiserende sfeer die door accordeon en ritme wordt gecreëerd en waarin de luisteraar wordt meegezogen. Andere uptempo klassiekers zijn ‘Cruz Di Pico’, ‘Natalia’ en ‘Didi Di Rez’, terwijl de trage songs als een bezwerende betovering werken. Dit album is allang geen ontdekking meer voor de Kaapse scenes van Rotterdam en Antwerpen, maar wel een must voor westerlingen voor wie deze scene en muziekstijl een groot gat zal zijn.