En hop, alsof Dans Dans en Flying Horseman al niet vijf jaar draaien als een trein, begint Bert Dockx het soloproject Strand. Het oorspronkelijke plan was om als ‘De Vliegende Paardenman’ aan een Nederlandstalig oeuvre te werken. We zijn blij dat het ‘Strand’ is geworden. Op de hoes een sticker die leest als een waarschuwing: ‘Solitary music by Bert Dockx’. Nagel op de kop: ‘Strand’ is de puurste, meest afgekloven en confronterende muziek die Dockx totnogtoe uitbracht. Stem en akoestische gitaar, meer komt er niet aan te pas. Alle titels bestaan uit één lettergreep en ook in zijn teksten gebruikt Dockx bij voorkeur het kortste woord uit de synoniemenlijst. Korte woorden, maar intrigerende teksten. Zo weten we nog steeds niet waar de lichtjes paranoïde gedachtenoefening ‘Huis’ (na ‘Staircase Song’, ‘Sleeping Room’, ‘There Lives A House’ en ‘Landlord’ al Dockx’ vijfde immo-lied) écht over gaat en ook de microsong ‘Land’ (dertig seconden!) hebben we nog steeds niet ontcijferd. Maar soms zijn de teksten ook concreter. Zo is ‘Koop’ – met dat spookachtig tussenstuk en Dockx’ gitaar die hoorbaar kreunt onder zijn fysieke spel – onze favoriete politieke song van 2014: slim genoeg om nét niet letterlijk te zijn, zodat je zelf je favoriete klootzak kan projecteren op dat “stervend gelaat'” en die “doorschijnende blik”, die Dockx zo bijtend bezingt. ‘Scherf’ klinkt vervolgens als een opzettelijk geplaatste relativerende noot, met die openingszin “een traan heeft zeven levens” die buurtjeleen doet bij het internationale smartlapidioom. Als iemand Louis Neefs uit de doden wekt, checken wij ondertussen of Rick Rubin beschikbaar is om een versie van ‘Scherf’ op te nemen. Een enkele keer is ‘Strand’ ronduit angstaanjagend: als je weet dat de opnames van januari dateren is ‘Dood’, met dat “vliegtuig dat nooit meer landt” onbehaaglijk voorspellend, in tijden waarin vliegtuigen spoorloos verdwijnen of zich simpelweg in een ijskoud Oekraïens veld boren. Zwaar spul dus. Gelukkig wordt de luisteraar tweemaal een rustpunt gegund in de vorm van een instrumentale fingerpicking-track. Zelf refereerde Dockx onlangs aan John Fahey maar ‘Droom’ is country-blues die ons meer aan het meer cerebrale werk van Glenn Jones doet denken. Voorts siert het Dockx dat hij zulk een rauwe plaat afsluit met ‘Strand’, een mooie mijmering over een oude vakantiefoto van zijn ouders. Kwestie van de luisteraar toch nog met de mooie illusie van de liefde uit te wuiven.