Een van de onderdelen waarmee het BIMhuis zijn veertigjarig jubileum viert is de serie ‘City Links’. In deze concertenreeks wordt ‘Amsterdam’ telkens gekoppeld aan een andere stad met een bloeiende improvisatiescene, zoals Chicago, Berlijn, Oslo of – zoals 9 en 10 oktober – Londen.
Vertegenwoordiger vanuit de Britse hoofdstad was Evan Parker, een centrale figuur van de free jazz en improvisatie in de jaren 1960, maar al jaren ook geïnteresseerd in de mogelijkheden van elektronica. Beide avonden laat Parker openen met een soloperformance van computer-musicus Joel Ryan. Ryan gaat solo-opnamen van Parker als computerwetenschapper te lijf, zo legt hij uit. Hij vergelijkt de wijze waarop de computer muziek (re)creëert als het een voor een doornemen van gestapelde lagen. Maar wat nu als hij – en Ryan houdt als demonstratie een stapel speelkaarten omhoog – de geometrie roteert en niet laag na laag door de informatie gaat, maar vanaf de zijkant zich door de stapel heen werkt.
Het geluid is volkomen abstracte noise, waarin zeker geen klanken van Parker meer te herkennen zijn. Hooguit is er soms een suggestie van een ritme, maar nee, het wordt het nooit. Het geluid verandert, waarschijnlijk door keuzes die de computerkapitein maakt bij zijn navigatie door het klankmateriaal. Losse blieps en plops worden afgewisseld door snerpende en aanhoudende tonen, dan wordt het geluid weer gruizig en vervolgens dreunend. De vraag is of een andere conceptuele (algoritmische) benadering van Parkers saxsolo’s geheel andere klanken had opgeleverd, maar het resultaat is een boeiende en rijke textuur.
Elektroakoestisch tapijt
Beide avonden bestaan verder uit optredens van Parker met verschillende gezelschappen. Op donderdag speelt Parker in aan akoestisch trio met gitarist John Russell en bassist John Edwards. Daarna speelt hij in een trio met Han Bennink en Russell, waarbij Parkers iconische lp ‘Topography of the Lungs’ uit 1970 een nieuwe benadering krijgt. De tweede avond begint Parker met, zoals hij het half grappend noemt, ‘an economically downsized electro-acoustic ensemble’. Geen veertien, vijftien man op het podium dus, maar een elektroakoestisch kwintet, dat een lange compositie-improvisatie speelt. Het vijftal (naast Evans: Michael Vatcher, Richard Barrett, Peter Evans en Peter van Bergen) creëert een massief blok van geluid, wat niet betekent dat het luid is, maar vooral heel dicht en hecht. Het gaat hier niet om melodie of lyriek, maar om textuur, kleur, dynamiek.
Het resultaat is een ruim tapijt, dat een gevarieerde tekening laat zien, met afwisseling van lang aangehouden velden en kleinere vlakken, afwisseling van kleuren, van hoge en lage , dichte en minder garens. Het ene moment ratelt en ritselt de percussie van Vatcher terwijl de drie blazers lange tonen en een ‘dronend’ geluid leveren. Elders wordt een snelle opeenvolging van noten uit Evans’ trompet feilloos opgepakt door de live electronics van Barrett. Of Parker speelt (op zijn ‘lijfinstrument’ sopraansax) tijdens een vol en druk stuk lange lijnen te spelen en al snel treedt ook bij de anderen kalmte in. Binnen kort tijd wordt het tempo echter weer opgevoerd.
Het kwintet haakt telkens weer in op de veranderingen die een enkeling inzet. Ze geven elkaar ruimte, nemen openingen en houden elkaar in de gaten, om steeds terug een dichte eenheid te creëren. Okee, Parker (geboren 1944) is niet meer de jongste en kan zijn technieken niet meer ten volle uitspelen. Zijn circular breathing houdt hij niet meer zo lang vol, maar good heaven, dat je aanwezig mag zijn terwijl dit ter plekke wordt gemaakt!
Serieus spelplezier
Bij de tweede set heeft Parker zijn sopraan- ingeruild voor een tenorsaxofoon, zijn kwintet voor de ICP en daarmee de intensiteit van de eerste set voor een wat luchtiger opvolging. Al tijdens de aankondiging betoont Bennink zich al als de (72-jarige) kwajongen die hij nog altijd is. Wat tijdens het daaropvolgende concert zich van tijd tot tijd uit in roepen of voeten op het drumstel – dat meer als baldadig gebaar dan daadwerkelijk klankresultaat uitpakt. Een luchtige noot levert ook oudgediende Tristan Honsinger, als de cellist zijn stoel verlaat voor een dansje en een kleine dirigeersessie, waar de overige ICP’ers serieus gehoor aan geven.
Er wordt echter alleszins serieus gemusiceerd, waarbij het tienkoppige gezelschap klinkt als een strak jazzensemble met kartelrandjes. Uit een gezamenlijke improvisatie ontspruit een marsmuziekje, maar de zes blazers leveren geen volledig unisono en er is altijd wel iemand die zijn eigen pad kiest. Tijdens ‘Mitrab’ strijkt Mary Oliver lyrische, bijna sentimentele melodielijnen uit haar viool, terwijl aan de andere zijde van het podium de blazerssectie knort en piept. Swingend voert de ICP het publiek naar Cole Porter- en Duke Ellingtonachtige sferen, maar smooth laat de ICP het niet worden.
‘Caravan’ wordt bijvoorbeeld met duidelijk genoegen en meeslepend gespeeld, maar natuurlijk met een flinke scheut dwarse en rond de melodielijn slingerende solo’s en Benninks spel vol accenten op alles in zijn buurt. Heel fijn: de toegift waarbij Bennink, zittend op de grond, ritmes uit de houtenvloer, zijn schoenzolen en zijn wang tikt, terwijl Evan Parker zijn kenmerkende cirkelende spel ten beste geeft.
Kom maar op met de volgende City Links-programma’s in dit jubileumjaar!