Muzikale grenzen onderzoeken en het ‘modulaire’ als een deel van het creatief denkproces beschouwen staan in de AB’s ‘All Connected’ centraal. Daarom nodigt filmmaker- muzikant en curator van deze reeks Floris Van Hoof sinds 2013 steeds eigenzinnige artiesten zoals Joris De Laet of Thomas Ankersmit uit om concerten en lezingen te geven en films te vertonen. Tijdens de zesde editie werd het aan de UGent gelieerde Institute for Psychoacoustics and Electronic Music (IPEM, kl) gevierd en dat was een boeiende maar ook vermoeiende gebeurtenis.
Coupigny Synthesiser, Serge Modular Music System, EMS Synthi 100; het zijn maar enkele voorbeelden van modulaire synthesizers waar muzikanten vanaf de jaren 1970 nooit gehoorde klanken en ritmes mee creëerden. Door kabeltjes konden oscillatoren, envelope generators en filters immers met elkaar verbonden worden en zo konden geluidskunstenaars hun eigen ‘patches’ maken en bijna alle parameters van de verschillende modules via elektrische spanning besturen waardoor de mogelijkheden onuitputtelijk werden. Deze analoge apparaten waren echter moeilijk te bedienen en toen in de vroege jaren 1980 de veel stabielere digitale synthesizers op de markt kwamen verdwenen deze ‘onbetrouwbare’ machines uit de studio’s en van de podia. Dankzij underground componisten die hun eigen, geregeld zeer excentrieke, modules maken beleven Buchla Modular System en co de laatste jaren een revival.
IPEM kon zich in 1979 een van negenentwintig door geluidsontwerper Peter Zinovieffs Electronic Music Studios (EMS, kl) geproduceerde Synthi 100’s aanschaffen en bleef wars van alle trends daarmee workshops organiseren. Voor het ontwikkelen van klanken bouwde het personeel van de elektronische studio’s van dat instituut al vanaf het begin veel apparatuur zelf het IPEM werd opgericht in 1963, kl) . Werken met modulaire synthesizers was en is voor het IPEM dus vanzelfsprekend. Omdat unieke instrumenten aparte geluiden genereren hebben de aan dat onderzoekscentrum gemaakte composities een boeiende en typerende klank; het was dus uitkijken naar de lezing van doctor Micheline Lesaffre over de geschiedenis en werking van het IPEM. Lesaffre gaf een interessante maar misschien té chronologisch benaderde uiteenzetting over onder andere het ontstaan van het IPEM( het instituut zag het licht als joint venture tussen de RUG en de Belgische Radio en Televisieomroep omdat programmadirecteur van de BRT Corneel Mertens en professor Hubert A. Vuylsteke van het Gentse Laboratorium voor Toegepaste Zwakstroom een elektronische studio wilden oprichten, kl) . Ook de rol en invloed van pioniers van elektroakoestische muziek zoals Lucien Goethals, Louis De Meester en Karel Goeyvearts werd uit de doeken gedaan. Interessant, als men weet dat het instituut voor musicologie vanaf de jaren 1990 een brug wil bouwen tussen muziek, gezondheid, sport, multimedia en educatie. Verhelderend werd Lesaffres overzicht dus toen ze erop wees dat de kiemen voor deze interdisciplinaire aanpak werden gelegd toen een groep van musicologen en componisten zoals Herman Sabbe en Philippe Boesmans het collectief SPECTRA oprichtten. Dat team streefde immers al in 1963 naar een versmelting tussen verschillende kunsttakken en onderzocht de maatschappelijke relevantie van nieuwe muziek. Verrassend was deze lezing ook omdat ze het belang van de in 1974 door het IPEM in Gent georganiseerde ‘International Conference on the Notation of New Music’ voor elektronische muziek belichtte. Professionele muzikanten, uitgevers van muziek en onderzoekers debatteerden er immers over hoe nieuwe muzikale klanken konden neergeschreven worden en die discussie mondde uit in de basis voor een index van nieuwe muzieknotatie.
Te academisch werd de uitleg van Lesaffre gelukkig niet omdat die op gepaste momenten gedocumenteerd werd met een veelgelaagde, donkere soundscape van Lucien Goethals genaamd ‘Cadenza’ (uit ‘Dialogos’; een compositie voor strijkers, percussie en tape uit 1963, kl) en Karel Goeyvaerts’ ‘Nachtklänge Aus Dem Theater I-II’ (uit 1972, kl) .
Dat hoorspel van geroep en applaus in een toneelzaal en vertraagd en versneld afgespeelde geluidsfragmenten van ondefinieerbare sixties bands leek een goede appetizer voor de aan het IPEM-verbonden multimedia-kunstenaar Tim Vets’ project PLXTRUM. Begeleid door een drummer zette Vets de set in met bluesy maar gemanipuleerd getokkel op een gitaar die al snel meer dissonant en donkerder klonk. Vanaf het moment dat ook het ritme zenuwachtiger werd en allerlei elektronica zich meer en meer als stoorzender opwierp klonk de muziek weliswaar wat abstracter en gevaarlijker maar al bij al was dit een fletse en weinig verrassende performance. Amusanter was de vertoning van twee kortfilms van Raoul Servais waarvoor Lucien Goethals de muziek componeerde. Op de tonen van een heavy synth drone en dissonante bleeps stelde de filmmaker in ‘To Speak Or Not To Speak’ ( uit 1970, kl) de onderdrukking van subversieve ideeën en subculturen aan de kaak en in ‘Harpya’ uit 1979, kl) voerde hij een reusachtige, van een vrouwenhoofd- en borsten voorziene, witte vogel op als metafoor voor ‘Das Unheimliche’. Dat concept van psychoanalyticus Sigmund Freud duidt op dingen die vertrouwd en tegelijkertijd bevreemdend zijn waardoor mensen zich erg ongemakkelijk voelen en dat is ook precies wat die arme man in ‘Harpya’ deed wanneer de vogel die hij onderdak bezorgde een alles opvretend monster bleek te zijn. Duister, donker en absoluut entertaining. Ten dele was het optreden van Keith Fullerton Whitman dat ook. Vooral bekend van het drill and bass-project Hrvatski legde deze Amerikaanse muzikant zich de laatste jaren toe op maken van elektro akoestische composities en werkte hij samen met onder andere Charlemagne Palestine, Tony Conrad en curator Floris Van Hoof ( zij maakten in 2013 samen de op Shelter Press uitgebrachte LP ‘Split’, kl) . Ook ontwikkelde hij een modulair systeem dat wordt gecontroleerd door een laptop waarmee hij een eigen muzikale taal ontwikkelde. Die noemt hij ‘Live Electronic Music’ en stouwde er in 2012 de door Editions Mego uitgebrachte LP ‘Occlusions; Real Time Music For Hybrid Digital-Analogue Modular Synthesizer’ mee vol. Gewapend met zijn modulair systeem en de EMS Synthi100 van het IPEM trapte hij zijn set af met haperende, noisy bleeps die al snel werden voortgestuwd door een Pan Sonic-achtig ritme. In combinatie met de daarover gedrapeerde ijle, schijnbaar in reverb gedrenkte synth klanken creëerde Whitman een desolaat aanvoelend en wat monotoon klanktapijt om daarna het tempo op te voeren. De verknipte techno beat werd al snel overwoekerd door industrieel, metalig klinkend gekletter en deden luisteraars naar adem happen. Net op dat moment nam de componist wat gas terug en zette een melodieuzere, als een naar de soundtrack van een denkbeeldige eighties sci- fi film knipogende, passage in. Een hamerende beat drong zich echter weer op en zette een tumultueuze eindsprint in die over de eindmeet weer oploste in een meer contemplatief klinkende drone.
Met dat weliswaar interessant maar compositorisch niet altijd even sterk concert werd deze boeiende special trouwens afgesloten. All Connected bullshit voor hipsters? Geenszins, maar wel een noodzakelijke staalkaart van hedendaagse avant-garde en muziek in de marge.
Gezien: All Connected #6: IPEM special, Ancienne Belgique, Brussel, 2 november 2014