Na een welverdiende en deugddoende nachtrust op de comfortabele sofa (inclusief oranje dekbedovertrek!) van onze über-joviale hosts, trokken we richting Le Mini Who?: een kleinschalig – de naam verraadt het al – opwarmertje voor vanavond, waar voornamelijk Nederlandse artiesten zichzelf mogen komen bewijzen.
Op zich is dat qua concept heel interessant. Maar we hadden de indruk dat niet iedereen even gediend was met de aan hem/haar toegewezen locatie. Als Chantal Acda na enkele nummers moest ophouden omdat ze het echt te koud had (we waren er helaas zelf niet bij maar vernamen het uit goede bron), dan kun je dat toch niet echt een dankbare podiumkans noemen.
En was er voor Glen Steenkiste – alias Hellvete (zie GC #122) – geen slot meer beschikbaar op het 24-Hour-Dronefest? In een winkelstraatpand met grote ramen, waardoor iedereen bij klaarlichte dag naar binnen gluurt, komt ’s mans meditatieve ambient ons inziens toch iets minder tot z’n recht. Bij drones is het in principe simpel: je bent mee, of je bent niet mee. En als de olijke ringtone van de opgeklede dame met haar winkeltassen op de tweede rij de p.a.-installatie kan overstemmen… Moeten we nog meer zeggen?
Maar goed. Na een Surinaamse roti (nooit te oud om bij te leren!) vatten we post in de Ronda, waar Savages en Bo Ningen klaarstonden om ‘Words to the Blind’ integraal op te voeren. Of toch bijna, want de soundcheck was ruim een kwartier uitgelopen. Vervelend, met zo’n drukbezette affiche, maar uiteindelijk zou het weinig verschil maken, want hun set was verrassend kort. Dat maakte het er echter niet minder intens op. Het schouwspel begon met een Frans/Japanse-dialoog tussen Jehnny Beth en Taigen Kawabe: respectievelijk frontvrouw en -man van de twee bands, die tegenover elkaar stonden opgesteld. Van die hele introductie vingen wij niet heel veel meer op dan wat herhaaldelijke flarden over ‘histoire’, ‘rêver’ en ‘jeunesse’, maar in combinatie met de soundscapes op de achtergrond was het spooky effect wel ontegensprekelijk. Na een lange opbouw mondde het kijk- en luisterspel uit in een psychedelische groove, afgewisseld met een brok “noise voor de noise”. Die structuur werd daarna herhaald. Het tweede luik was daarbij telkens beduidend minder interessant, maar wij onthouden vooral de machtige geluidsmuur en de onuitputtelijke energie.
Voor we de tocht naar de nok van Tivoli aanvatten voor een portie met lichtvoetigheid gecamoufleerde weemoed, konden we het niet laten nog even bij Son Lux binnen te springen. We konden maar twee volledige nummers meepikken – waaronder zijn hitje ‘Easy’, hoera – en wagen ons dus niet aan een waardeoordeel. Het zag er leuk uit, de zang klonk goed, en hoewel Ryan Lott de groteske handgebaren niet schuwt komt hij daar relatief vlot mee weg. We geloven hem, met andere woorden.
Tijd voor Sharon Van Etten dus. We hoorden een connaisseuse zeggen dat de New Yorkse live zelden wist te overtuigen, terwijl ze op plaat wel geweldig is. En op de een of andere manier was daar ook dit keer wel iets van aan. Van Etten en haar band speelden een oerdegelijke show, en losten daarmee de verwachtingen meer dan in. Maar echt overladen met emotie werden we nu ook weer niet. Verder wel een intrigerende vrouw, als muzikante maar ook als persoon. En met een rake opmerking hier en een luchthartige bindtekst daar (“Ik werd daarnet in een interview gevraagd welk van mijn nummers ik door ‘Weird Al’ Yankovic zou laten coveren. Van mij mag hij ‘Save Yourself’ brengen, maar dan moet hij er wel ‘Shave Yourself’ van maken”) gaf ze ook nog eens blijk van een meer dan een gezonde dosis humor. Als je nummers voor het grootste deel over pijn en verdriet gaan, is een portie zelfrelativering sowieso een godsgeschenk.
Na een geslaagde show sprongen we alweer op onze trouwe tweewieler, ditmaal richting de Janskerk, voor A Winged Victory for the Sullen. We hadden ons eerlijk gezegd geen geschiktere locatie kunnen indenken. De setting, de muziek, de lichten… de term ‘healing & easy listening’ zou er zowaar opnieuw betekenis van krijgen. Dit is muziek die je niet vanbuiten hoeft te kennen om ervan te genieten. Muziek om bij weg te dromen, wat we dan ook hebben gedaan. U zult ons dus niet horen vitten op technische foutjes of andere onbenulligheden, we hebben ze gewoon niet gehoord. Tja, ze moeten maar zo goed niet zijn!
Daarna was het, voor één van de fijnste zaaltjes van het festival, afzakken geblazen naar een uithoek van het centrum. Een pittoreske route, dat wel, en dus was de afweging snel gemaakt: we moesten en zouden Ought aan het werk zien. De dag ervoor speelden ze namelijk ook op Le Guess Who?, maar dan in een overvolle Ekko. Ditmaal dus in De Helling. En dat het de moeite waard was zou een understatement zijn. Sixties sound, lachende drummer en een frontman die voldoende zelfbewust is om uitstraling over te dragen enerzijds, maar anderzijds genoeg nerd is om niet te gaan zweven. Kijk, daar worden wij dus vrolijk van. Het was de allerlaatste show van hun tournee, die al liep sinds juni. “En het langst dat we hiervoor ooit getoerd hadden was drie dagen”, meldde zanger/gitarist Tim Beeler (niet te verwarren met de country-bassist die onder dezelfde noemer door het leven gaat). Reden genoeg om er een feestje van te maken dus. En dat kondigde Beeler aan met in wezen banale woorden (“This is a dance track. You can dance if you want to. You can leave your friends behind”) die in zijn mond tot poëzie uitgroeiden. De vier verlieten het podium met de woorden “enjoy the rest of your festivals… And lives”. Ought maakte indruk.
Met spijt in het hart moesten we onszelf daardoor wel Sebastian Plano (zie GC #118) ontzeggen. En ook Federico Albanese hadden we eerder die dag al gemist. We zegden het al: kiezen is verliezen op Le Guess Who? 2014. Ter compensatie daarvan hadden we een ambitieuze marathon van stukjes optredens ingecalculeerd: een deeltje Swans (tribaal, esoterisch en non-verbaal), dan de opening van het Dronefest checken (cliché, technisch indrukwekkend, maar niet ons ding), en vervolgens het begin van Tim Heckers set. Die laatste was naar verluidt uitstekend, maar we zagen echt te weinig om er uitspraak over te doen. We moesten ons immers opnieuw haasten naar De Helling, waar Cloud Nothings stond te trappelen om te beginnen. En dat was iets minder evident, nu alle roltrappen in Tivoli buiten gebruik waren door een technisch defect. Soit: omdat we liever over goeie muziek schrijven dan over onze algemene ontgoocheling in het cultuurbeleid, gaan we op dat laatste niet verder in. Maar you get the picture.
Cloud Nothings stond dus te popelen om van start te gaan. En dat deden ze aardig. Was het begin van hun set misschien nog wat aan de brave kant (het soort nineties emorock dat niet zou misstaan op de soundtrack van American Pie), dan zorgde een straffe instrumental, gevolgd door ‘Fall In’ voor de finale omschakeling. Iedereen mee, en zelfs de grootste droefzak kon niet anders dan opgewekt worden bij de vereenzelviging met de herkenbare thematiek. Sterke sound ook. En juist wanneer het geheel wat richting ‘overhaast’ dreigde af te dwalen, namen de heren wat gas terug en was er ruimte voor de prachtige opbouw van ‘No Future / No Past’. Cloud Nothings klonk als Sebadoh die nummers van de Pixies speelden. En dat bedoelen we op de best mogelijke manier. Straf.
En zo zat ons festivalweekend er alweer op. Op zondag komen wij namelijk ons bed niet meer uit, tenzij voor spek met eieren op moeders wijze natuurlijk. Le Guess Who? 2014 was een prachtig festival, met veruit de mooiste affiche van het jaar, in een overigens erg gezellig Utrecht. Alleen hopen we volgend jaar op een iets fijnzinnigere afstemming van de timetable. En op de verwerping van het aanschuifbeleid misschien. Een mens mag dromen.