Vandaag kondigde het Rotterdamse kunstcentrum Witte de With in een persbericht aan om zijn naam – dat het dankt aan een VOC-‘held’ – te wijzigen. Eerder hadden kunstenaars en culturele prominenten in een manifest daartoe opgeroepen. Mark Schuilenburg schreef er een column over.
De beeldenstorm in Charlottesville werpt zijn schaduw vooruit op Nederland. Aan de andere kant van de plas braken rellen uit omdat het standbeeld van opperbevelhebber Robert E. Lee zou worden neergehaald. Nadien zijn ook andere beelden van soldaten die voor zuidelijke staten vochten in de Amerikaanse Burgeroorlog vernield of beklad. Ook in Nederland klinken stemmen op om beelden van omstreden VOC-helden te verwijderen en straten te hernoemen die de naam dragen van Peter Stuyvesant en Michiel de Ruyter. Zo woedt nu een discussie over het kunstcentrum Witte de With in de gelijknamige straat in het centrum van Rotterdam. Actievoerders vinden het racistisch dat de naam ervan is vernoemd naar een blanke vlootvoogd van de VOC, die deelnam aan de verovering van Jakarta.
Identiteitspolitiek blijft een lastige puzzel. Tegenstanders van het verwijderen van beelden vrezen dat de culturele identiteit van ons land verdwijnt. Voorstanders wijzen erop dat de beelden symbool staan voor een tijd waarin we ons als beesten gedroegen en de boel in andere landen leegroofden. Voor beide standpunten is wat te zeggen. Mijn probleem is dat de argumenten van beide kampen net zo culturalistisch zijn als het kwaad waartegen ze zich keren. Het ene kamp gaat uit van cultuur in de verouderde essentialistische betekenis. Kom aan mijn cultuur, en je komt aan mij. Maar ook het andere kamp bedrijft een politiek van zwart-wit-denken met een simplistische cultuur toe-eigening als gevolg. Daarbij wordt nogal eens vergeten dat er weinig personen zijn zonder vlekje erop. Zo was Malcolm X, boegbeeld van de Black Lives Matter-activisten, een antisemiet en homohater, die meende dat gemengde huwelijken een bedreiging vormden voor de zuiverheid van het zwarte ras.
Natuurlijk, je kunt de standbeelden laten staan en een plakkaat erbij zetten met meer informatie over de persoon en de tijd waarin hij leefde. Maar feit blijft dat beelden van oorlogsvoerende mannen op metershoge sokkels of gezeten op steigerende paarden spuuglelijk zijn. Ik stel voor om alleen bijzondere beelden te bewaren en die in het Rijksmuseum te zetten. Op de vrijgekomen plekken komen dan speelplaatsen voor de allerkleinsten. Niets is zo verbindend als samen lol maken, dat wilde ik eigenlijk zeggen.
Eerder verschenen in AdValvas, onafhankelijk magazine van de Vrije Universiteit Amsterdam.
Beeld: Bob Goedewaagen