Criticus en Gonzo (circus)-medewerker Maarten Buser woonde een lezing bij van 3voor12-hoofdredacteur Atze de Vrieze, over het (verminderde) aanzien van de popcriticus. Bij die lezing vielen diverse kritische opmerkingen te plaatsen.
Om de zoveel tijd vragen recensenten en critici (er is een verschil; daarover later meer) zich af wat ze nog in deze wereld betekenen. Soms stellen ze die vraag in doorwrochte stukken, en soms alsof een recensent en plein public op de sofa van de psycholoog ligt. Aan Nijmeegse studenten en andere geïnteresseerden mocht Atze de Vrieze zich hardop afvragen wat het aanzien van de popcriticus nog voorstelde. Hij hield zijn lezing op uitnodiging van onderzoeksgroep SCARAB (Studying Cultural Infrastructure And Reception Across Borders), die om de twee jaar critici en recensenten uitnodigt om een lezing te geven.
De Vrieze kwam meerdere keren in zijn lezing ‘Het aanzien van de popcriticus’ (helaas niet online raadpleegbaar) terug op zo’n sofabekentenis: een Oor-column van Klaas Knooihuizen, die vreest dat zijn recensies waarschijnlijk nog geen enkele lezer tot aanschaf van de cd hebben aangezet. De Vrieze staat vooral stil bij een ander punt in die column: Knooihuizen schetst een beeld van de recensent als iemand die geïsoleerd van de buitenwereld een album beluistert en dat vervolgens bespreekt. Volgens De Vrieze is die isolatie onmogelijk: media werken nu eenmaal met platenlabels en artiesten samen – anders kun je bijvoorbeeld geen interviews met musici tot stand brengen.
Spagaat
Waar de meeste recensenten/critici graag trots verkondigen dat ze onafhankelijk zijn (of dat waar is, is een tweede), lijkt De Vrieze voor een soort on-onafhankelijke kritiek te staan. Ga maar na: 3voor12 is een project van een publieke omroep – de VPRO – en moet die ook tevreden gesteld worden. Daardoor kun je bij 3voor12 in rare spagaten terechtkomen. Voorbeeld: naast concertrecensies worden er ook videoregistraties geplaatst van optredens. In het registreren van een optreden gaat veel tijd en geld zitten, en daarom moet er voor zo’n video natuurlijk wel veel aandacht worden gevraagd. Het kan goed voorkomen dat een concert eerst in een bespreking afgekraakt wordt, en de registratie een paar uur later toch zo enthousiast mogelijk op Facebook moet worden aangekondigd. Een andere spagaat: De Vrieze kraakt – overigens geheel terecht – tijdens zijn lezing Chef’Special en Kensington af. De nieuwe singles van die bands worden evenwel met veel tamtam aangekondigd op 3voor12. Wat De Vrieze er niet expliciet bij zegt: Kensington en Chef’Special, dat zijn immers de bands die de massa wil.
Broederliefde
The Jam: ‘And the public gets what the public wants’. Als on-onafhankelijke journalist moet je nu eenmaal een bepaalde vraag naar informatie bevredigen, stelt De Vrieze. Als voorbeeld noemt hij Broederliefde, een ontzettend populaire hiphopgroep die een bovenaan de Nederlandstalige albumhitlijsten belandde en hun nummer 1-positie dertien weken lang volhield. Daarmee werd het oude record van Frans Bauer verbroken. Opvallend: de belangrijkste single van Bauers album, ‘Heb je even voor mij’, was o-ve-ral.
Van Broederliefde kan ik me niet heugen ooit hun muziek bewust gehoord te hebben, en voor veel mensen zal hetzelfde gelden. Die willen volgens De Vrieze weten wat Broederliefde is en hoe die opeens zo’n hitalbum te pakken hadden. Vervolgens schrijft De Vrieze dus een artikel over deze hiphopformatie, om haar aan een breder publiek voor te stellen. Jammer is daarbij dat hij weliswaar aankaart (vrij zijdelings, dat wel) dat die positie werd veroverd via albumstreams, maar niet even uitgelegd wordt dat tegenwoordig streams meetellen voor de albumhitlijsten. Integreer die uitleg dan ook in je artikel. Dat dat niet gebeurt is toch jammer: het verhaal over waar Broederliefde vandaan komt is zo toch incompleet, en dat terwijl De Vrieze in zijn lezing aangeeft erg geïnteresseerd te zijn in ontwikkelingen in de muziekindustrie.
Ex-voorpoever
Terug naar The Jam: op ‘And the public gets what the public wants’ wordt in ‘Going Underground’ gevarieerd, en op een gegeven moment wordt het ‘And the public wants what the public gets’. Dat was vroeger. De recensent als voorproever – een beeld dat literatuurrecensent Arjen Fortuin gebruikt, De Vrieze overigens zelf niet – geldt zeker voor popmuziek grotendeels niet meer. Het lijkt of mensen tegenwoordig meer smaakt; naar underground- en mainstreammuziek luisteren sluit elkaar niet meer uit. Vroeger was dat volgens De Vrieze anders. Als voorbeeld haalt hij grunge en r&b aan: wie in de jaren 1990 van het een hield, hield volgens hem niet van het ander (maar er zullen ongetwijfeld mensen zijn geweest die na Nirvana vrolijk TLC draaiden). Volgens De Vrieze staan door die vervagende grenzen recensenten niet langer voor een bepaalde scene (zijn bewoording), zoals inderdaad grunge of r&b. Het idee: een recensent die zich in dat genre specialiseerde, kon ook een autoriteit op dat gebied worden. Wat hij of zij goed vond, kon je blind aanschaffen. Maar toen kon je nog niet op internet een cd alvast beluisteren, zodat je zelf wel bepaalde of het een goed album is of niet. Dat dat nu wel kan, zou de voorproevende recensent overbodig maken.
Contextualiseren
Met dat laatste in het achterhoofd snap ik ook wel dat De Vrieze aangeeft dat hij tegenwoordig minder de neiging heeft tot beoordelen, maar juist tot duiding – even kort door de bocht: geen recensies, maar achtergrondartikelen. In dat contextualiseren is 3voor12 overigens zeker niet de enige: Gonzo (circus) houdt zich daar eveneens mee bezig, evenals andere Nederlandstalige media als De Correspondent – waar ook regelmatig over de popcultuur en -industrie geschreven wordt –, rekto:verso, en Behind the Corner Popmagazine. In de Angelsaksische wereld zijn er nog veel meer voorbeelden. Wie zich voor ‘popmuziek’ interesseert zal de diverse media ook allemaal wel volgen – je bent niet of hardcore pro-3voor12, of juist pro-Gonzo (circus), je kunt ze via internet allebei in de gaten houden.
Recensent of criticus?
Ik merk dat ik toch steeds het woord ‘recensent’ gebruik in plaats van ‘criticus’. In mijn ogen zijn het geen synoniemen. Bij een criticus denk ik aan iemand als wijlen Robert Hughes, wiens kunstkritieken op de scheidslijn tussen bespreken en essayeren zitten en ook in boekvorm uitgegeven zijn. Deze man wist verbanden te leggen tussen de besproken kunstenaar én eerdere kunst, de kunstwereld, maatschappelijke ontwikkelingen en zelfs literatuur. Jos Geysels – voorzitter van Boek.be en voormalig politicus bij AGALEV – merkte op: ‘T.S. Elliott [sic] maakte ooit het onderscheid tussen reviewing en criticism. Zo kunnen we ook een verschil definiëren tussen een recensie en literaire kritiek. Terwijl een recensent een werk introduceert en er een mening over geeft, legt de criticus verbanden, vergelijkt hij schrijvers, duikt hij in literaire tradities, enzovoort. Het boek is voor de criticus slechts een vertrekpunt, de algemene visie het eindpunt.’
Vertaal dat citaat eens naar popmuziek. Langs die meetlat zie ik in de Nederlandstalige media veel recensenten, maar niet zoveel critici. Ik zie achtergrondartikelen en interviews, maar te weinig interessante, diepgravende essays. Albums als ‘To Pimp a Butterfly’, ‘Blackstar’, ‘Skeleton Tree’ en ‘Lemonade’ zijn in ons taalgebied door veel recensenten oppervlakkiger behandeld dan door die van veel Engelstalige collega’s. En dat is jammer.
Anders dan in de Angelsaksische wereld is hier – op de uitzonderingen die ik al eerder noemde – weinig aandacht voor verdieping. Je loopt in Nederland en Vlaanderen snel tegen een ‘het is gewoon popmuziek’-houding aan. Velen willen alleen muziek luisteren en interesseren zich niet in wat er verder met die muziek gebeurt. De Nederlandse popgroep De Staat ontving dit jaar bijvoorbeeld een subsidie die tot dan toe alleen aan vertegenwoordigers van ‘hoge cultuur’ als klassieke muziek werd toegekend. Belangrijk moment, of je nu van De Staat houdt of niet. Veel mensen liet het echter koud. Bij de muziekindustrie zelf heeft popkritiek evenmin hoog aanzien: sites en tijdschriften zou volgens haar alleen bestaan om artiesten, concerten en albums te promoten. Dat vloekt met ons eigen ideaalbeeld: dat van een volwassen, diepgravende en duidende popkritiek.
Voorproeven en verdiepen
Als de popcriticus zijn aanzien terug wil, laat hem dan geen recensent zijn die zichzelf nogal gezwollen criticus noemt. Laat hem een echte criticus zijn die popmuziek van context voorziet; de context van de industrie, van eerdere muziek, van maatschappelijke ontwikkelingen. En dat is ook wat de doelstelling van Gonzo (circus) is. Bovendien: we selecteren uit een aanbod dat enorm is – en het internet zelf doet dat nauwelijks voor je. Zo maakt het web het voorproeven toch niet overbodig. Maar dat wil niet zeggen dat de recensent daarom niet de diepte op hoeft te zoeken: hij kan als een soort gids dingen aanwijzen die je misschien zelf over het hoofd zag. Het is misschien een ouderwetse opvatting van me, pre-internet zelfs, maar zo kan de criticus (in elk geval een deel van) zijn aanzien terugkrijgen.