In de onooglijke periferieën van de Utrechtse muziekscene werkt multi-instrumentalist Jan Schellink al tientallen jaren aan een wild inconsistent oeuvre van eenmalige geïmproviseerde optredens. In 2015 verraste hij met de release van de twaalf cd’s tellende box ‘Blubberpad’. Benjamin van Vliet probeert dit onrecenseerbare magnum opus te vatten.
De mens die een ‘De Nachtwacht’ maakt is niet beter dan ieder ander.
De laatste jaren zijn ze helaas wat zeldzamer geworden, maar toen Utrecht tien jaar geleden nog rijk was aan ruimtes voor experimentele en geïmproviseerde muziek, waren Schellinks live-experimenten daarin een vaste en onvoorspelbare waarde. De ene maand bespeelde hij negentig vazen in de inmiddels opgeheven jazzkelder SJU, de volgende stond hij met een met snaren bespannen wokpan op het podium van oefenruimtecomplex dB’s of dook hij op bij een optreden van metalband Grasmoajer, waar hij gras het publiek inblies met een bladblazer.
Martijn Buser, programmeur van de Gaudeamus Muziekweek, was tot 2011 muziekprogrammeur bij Theater Kikker, waar Schellink vaste gast was tijdens Proeflokaal, de maandelijkse open podia voor elektronische experimenten. “De ene keer pakte het beter uit dan de andere, maar Jan was altijd de topper van die evenementen. Hij stelde nooit teleur, omdat je nooit wist wat hij kwam doen. Jan is een echte outsidermuzikant, zoals in de definitie van Irwin Chusid in zijn boek ‘Songs in the Key of Z’. Met als aantekening dat waar bij veel van die muzikanten echt een steekje los zit, Jan precies weet wat hij doet. Maar zijn benadering maakt hem toch tot een outsider.”
Bitterballen
Schellinks modus operandi bleef jarenlang hetzelfde: live deed hij eenmalige experimenten, die hij daarna nooit meer herhaalde en waar hij na afloop nooit opnames van uitbracht. In 2015 besloot hij dan toch de productiekant van muziek te verkennen, met een conceptueel experiment over het fenomeen albums maken: ‘Blubberpad’. Een jaar lang maakte hij elke maand een album en presenteerde dat bij hem thuis. En dan niet met een liveoptreden, maar door met een stel vrienden aan de keukentafel met bitterballen en andere hapjes op tafel de cd te beluisteren die hij net had gemaakt. Het album was daarna te koop op cd-r en aan het eind van het jaar verzamelde hij alle delen in een box.
Schellink: “Blubberpad was voor mij een experiment om te zien waar ik op uit zou komen als ik elke maand een cd zou maken, en om te zien of ik het zou kunnen. Ik noemde het ‘Blubberpad’, omdat een blubberpad iets is waar je eigenlijk liever omheen loopt. Je kunt erin vast komen te zitten, of het einde niet halen. Dus ik dacht: ik ga het blubberpad op en ik zie wel waar het schip strandt. En waarschijnlijk kom ik op plekken waar ik anders nooit zou komen. Bij het maken probeerde ik zo open mogelijk te blijven en alles toe te laten, elk idee een kans te geven. Ik ben me bewust van wat ik kan en van mijn valkuilen, maar ik verbood mezelf om na te denken.”
Ongecensureerd
De twaalf Blubberpad-delen luisteren dan ook als de vruchten van een creatieve en veelzijdige muzikant die vrijwel geen van zijn ideeën weggooit – ook niet de meest bedenkelijke. Op delen een tot en met vier, met hun speellengte van gemiddeld 25 minuten nog eerder ep’s dan volwaardige albums te noemen, serveert hij met name Nederlandstalige new wave-achtige liedjes die doen denken aan jaren 1980-popbands als Haus Orkater en Gruppo Sportivo, met teksten vol abstracte woordspelletjes en naïeve, idealistische maatschappijkritiek.
Op het onderhoudende tweede deel zoekt hij de hilariteit in de uit de tenen gezongen Facebook-klaagzang ‘Vind mij leuk’ en het lompe surfnummer ‘De hertjes zijn altijd aardig’, met als enige tweede tekstregel: ‘Voor iedereen.’ Vanaf deel vijf zit Schellink er goed in en schieten de albums, nu wel bijna allemaal van reguliere albumlengte, alle kanten op. Nerveuze jazzrockinstrumentals met een flinke Weather Report-invloed, Drs. P-achtige cabareteske liedjes, atonale improvisaties, veel melige, vreemde humor én momenten van onverwachte kwetsbaarheid, zoals een ontwapenende ode aan zijn zus, ‘Lieve zus’. Op deel zeven neemt hij de enige plaat onder handen die hij opnam vóór ‘Blubberpad’, een plaat vol postpunkimprovisaties op zijn wok, waar hij hier vette blazers en andere instrumenten aan toevoegt.
De productie is veelal rudimentair, muzikale cohesie is ver te zoeken en de tracklists lijken op basis van willekeur tot stand te zijn gekomen, maar struinend door de box kun je ten minste drie briljante platen samenstellen. Het elfde deel, waarop Schellink zich beperkt tot instrumentale, psychedelische krautrockjams, kan daarbij integraal worden opgenomen. Aan het eind van het project probeerde Schellink zelf ook te schiften, maar het plan om een cd met hits te compileren groeide uit tot vier cd’s waarop Schellink 64 van de in totaal 117 nummers alsnog opnam. Van dat setje zijn op moment van schrijven nog vier exemplaren over, van de totale box nog twee. Beide zijn te koop door een mailtje te sturen naar jajanja@online.nl.
De Nachtwacht
Schellink: “Voor mij is ‘De Nachtwacht’ net zoveel waard als de vensterbank van ome Sjaak, die zijn best heeft gedaan om hem mooi te maken met plantjes en beeldjes. Alles is creativiteit. Het gaat om de intentie, niet om het resultaat. Als je je vijf jaar lang toelegt op het maken van een kunstwerk, dan krijg je een ‘De Nachtwacht’, een meesterwerk. Maar dat is dan niet per se meer of minder waard dan de honderden kleine kunstwerkjes die je in diezelfde tijd had kunnen maken. Waar veel mensen zich ook in vergissen: de mens die een ‘De Nachtwacht’ maakt is als mens niet beter dan ieder ander. Als je denkt van wel, speel je alleen maar de macht in de kaart.”
Schellinks ‘Blubberpad’-experiment is voor hem dus niet zozeer een egodocument, als wel een bewijs van het oude adagium dat iedereen één meesterwerk in zich heeft, en dat iedereen vijftien minuten roem verdient. “Ik vind dat iedereen een jaar lang elke maand een cd zou moeten maken, en dan elke maand zijn vrienden zou moeten uitnodigen om een half uur geconcentreerd te komen luisteren. Gedurende een jaar hoor je dan alle facetten van die persoon langskomen en heb je hem helemaal leren kennen zoals je daarvoor niet deed. En dan is het ook klaar en is iemand anders weer aan de beurt. En houd het klein: grootte maakt veel dingen alleen maar kapot.”
Kwetsbaar
De Utrechtse mondharpist en zanger Daniel Hentschel, alias Danibal, die met Schellink het improvisatieduo Heug vormt, prijst zijn volkomen lak aan conventies: “Veel muzikanten waarmee ik speel doen echt hun best om iets goeds neer te zetten. Of ze conformeren zich aan een heel strikt idee van wat het moet worden, bijvoorbeeld een bepaald genre met bijbehorende regels. Jan stelt bepaalde spelregels voor zichzelf op, of stelt een bepaalde tijdlimiet in, zoals bij het ‘Blubberpad’-project, maar geeft zich daar binnen volledig over aan het moment en alles wat daarin gebeurt. Daarmee stelt hij zich ook kwetsbaar op. Omdat hij soms opzettelijk dingen niet wil doen zoals het hoort, kunnen mensen hem makkelijk wegzetten als clownesk of niet serieus. Maar dat gaat voorbij aan waar hij mee bezig is. Soms heb ik het idee dat Jan aan ons het goede voorbeeld wil geven: ‘Kijk, je kunt gewoon elke maand een cd maken, wat zit iedereen toch moeilijk te doen?’”
Sla dat recensiekatern dat nu in deze Gonzo (circus) volgt dus vooral over, en ga zelf aan de slag. Tot ziens over een maand aan úw keukentafel!