“Degen legen! Negen regen, tegen vegen wegen. Zegen Tinnitus!”
(Degen exhaurient! Novem pluvia, per verrere itineribus. Tinnitus benedictionem!)
In Gonzo (circus) #128 schreef Harold Schellinx een essay over tinnitus. Oorsuizen is van alle tijden. Vaak klinkt het als de branding. Soms is het alsof er dag en nacht een Japanse noise-artiest in je kop zit. Dat is geen pretje! Je kan er daarom, net als Frank Rothkamm, maar beter muziek van maken, vindt Harold Schellinx.
Hij weet waarover hij spreekt: “Zelf heb ik het ook. Of het van te veel, te lang en te hard geluid komt of misschien van heel iets anders, dat weet ik niet. Wel is het een feit dat ik met mijn linkeroor veel minder hoor dan met mijn rechter. Mijn tinnitus zit dan ook overwegend aan die linkerkant. Maar bloemen, kaartjes en sinaasappels hoeven niet, hoor! Mijn tinnitus is een zachte, vrij hoge en gekleurde ruis die ik meestal vergeet. Omdat hij verdrinkt in al het dagelijkse geluid dat me omgeeft. En als het stil is, ’s avonds in bed in het donker, dan lig ik er vaak naar te luisteren. Het heeft iets van een kabbelende bergbeek of de branding van een verre zee. Heel af en toe, op willekeurige momenten, komt daar een sinusachtige toon van ongeveer 2335 Hz bij. Die zwelt majestueus aan uit de diepte van de ruis om vervolgens een paar minuten lang op een relatief hoog volume met iets van een flange of phasing effect te onduleren. Dan verdwijnt hij weer. Het is mijn heel eigen, onhoorbare minimal ambient, zonder begin en zonder einde. Veel wat er elders in het genre te beleven valt, kan er een puntje aan zuigen.”
Dus: Zegen Tinnitus, begin bij deze mixtape.