Hopelijk is het duidelijk geworden dat kunst die gemaakt is in een online-omgeving niet los staat van de fysieke wereld, maar dat haar praktijk niet tot ontwikkeling was gekomen zonder internettechnologie, schrijft Josephine Bosma in de conclusie van één van de hoofdstukken in haar boek. Klopt als een bus. Dat is niet verwonderlijk. Bosma hanteert een aantrekkelijke cirkelredenering. Eigenlijk beweert ze: kunst die gedefinieerd wordt door haar technologische basis is tot ontwikkeling gekomen dankzij die technologie. Daar kan niemand het mee oneens zijn. Tegelijkertijd is de opmerking nietszeggend. Eigenlijk zelfs overbodig. Dergelijke cirkelredeneringen komen vaker voor in Nettitudes, Lets Talk Net Art. Zonde, maar wel begrijpelijk. Bosma ademt netkunst. Ze was erbij, begin jaren 1990, toen kunstenaars de eerste stappen in de virtuele wereld zetten. Onbegrepen door de gevestigde orde ploeterden de pioniers voort. Enfin, zoals dat dus gaat bij elke nieuwe stroming. Sinds die tijd poogt Bosma, als journaliste en als kunstcritica, netkunst geaccepteerd te krijgen. Dat is nog steeds niet gebeurd, zo blijkt na lezing van haar boek. Ook mediakunst, waar netkunst in Nederland onder wordt geschaard, heeft het moeilijk. Halbe Zijlstra, de Nederlandse staatssecretaris van cultuur, trekt zo ongeveer de stekker uit de sector, zo waarschuwt het Nederlands Instituut voor Mediakunst (NiMK). In de ogen van de kunstelite is kunst gevestigde kunst. In het eerste deel van haar boek beschrijft Bosma aan de hand van de geschiedenis van de stroming waarom netkunst wél voor vol moet worden aangezien. Dat doet ze uiterst minutieus en gepassioneerd. Nog niet eerder werd het ontstaan en de ontwikkeling van netkunst zo mooi en persoonlijk beschreven. In het tweede deel gaat Bosma dieper in op het modernistische karakter van mediakunst. De drang naar voren, naar een nieuwe toekomst brengt problemen met zich mee, zeker wanneer het gaat om conservatie (waarin het NiMK in Nederland dus een belangrijke rol speelt). Als afsluiter maakt Bosma een uitstapje richting geluidskunst. Dat levert een mooie analyse op van het concept stilte, maar een relatie van netkunst legt helaas Bosma niet. Dat is ook lastig, tenminste vanuit de optiek van Bosma. Ze identificeert zich met de netkunstenares zelf, vertelt het verhaal vanuit haar ogen. Tussen de regels door is er altijd die geldingsdrang, die schreeuw om waardering door de gevestigde orde. Nogmaals, dat levert een mooi boek op. Toch mist Bosma daardoor de bredere context. Is de oude definitie van kunst nog wel zo relevant in de 21e eeuw en, in het kielzog daarvan, is er wel een grens tussen netkunst, netactivisme en de gewone ontwikkeling op het web? Kortom, wanneer is iets dat in een online-omgeving wordt gemaakt nu eigenlijk kunst? En is het eigenlijk nog wel relevant om iets wel of geen kunst te noemen? Onderwerpen die Bosma in haar boek wel raakt, onbewust waarschijnlijk, maar niet centraal stelt. Dat is jammer, want met name de manier waarop Bosma de ontwikkelingen van nieuwe machtsstructuren beschrijft, waarop ze uitlegt dat een online-omgeving vraagt om nieuwe denkmodellen heeft baad bij een bredere context. Die schetst Bosma niet. Daar is haar wens om aan te tonen dat netkunst échte kunst is, volgens de oude definities, te groot voor. Wie de betekenis van kunst écht kritisch durft te bevragen, dient zich eerst bevrijden van die oude definitie, van de regels van de kunst. En juist dat laat Bosma in Nettitudes na.