Roberto Bolaño is op dit moment wellicht de invloedrijkste Zuid-Amerikaanse auteur, en dat is best opvallend voor iemand die al bijna een decennium niet meer onder de levenden is. Zijn bekendste werk 2666 werd zelfs postuum uitgebracht. Ook in het Nederlandse taalgebied blijven er maar vertalingen van zijn werk verschijnen. De nieuwste in het rijtje heet De ijsbaan, eigenlijk een van de eerste romans van Bolaño, die origineel in 1993 werd uitgebracht. In deze dunne roman haalt de Chileense auteur het trucje boven dat hij ook in zijn andere beroemde roman De wilde detectives gebruikt: hij laat drie personages afwisselend aan het woord, waardoor de lezer stukje bij beetje het verhaal tevoorschijn ziet komen. Het verhaal speelt zich af in een Spaanse kuststad en we maken onder meer kennis met Enriq Rosquelles, een ambtenaar die uit liefde voor kunstschaatster Nuria Marti een geheime schaatsbaan bouwt. De andere twee vertellers zijn Remo Moràn, een Chileense immigrant die onder andere een camping uitbaat en een relatie begint met Nuria Marti, en Gaspar Heredia, een Mexicaanse dichter die een job krijgt als nachtwaker op diezelfde camping. Al vanaf het begin wordt het duidelijk dat er in het Spaanse kuststadje een misdaad is gepleegd, maar als lezer moet je lang op je honger wachten voor de ontknoping volgt. Die is voor Bolaño dan ook van ondergeschikt belang. In plaats van zich te houden aan de conventies van de misdaadroman, zet hij de lezer voortdurend op het verkeerde been. We maken eerst nog kennis met een aantal andere personages, waaronder Caridad, een jonge vrouw die op de camping verblijft en voortdurend in het gezelschap is van een oude operazangeres. Hoewel de plot uiteindelijk toch wat mager uitvalt, zijn in deze roman al wel de eerste tekenen van Bolaños geroemde schrijverschap te merken. Achteraf gezien blijkt De ijsbaan vooral een vingeroefening te zijn.