Door allerlei omstandigheden lezen we de laatste jaren voornamelijk horror, fantasy, SF en morbide thrillers. Een onstilbare leeshonger en een drang om daar iets over te schrijven, dwingen onze verwarde geest om naast dit blad, waarvoor we voornamelijk cds van enig misplaatst woord voorzien, ook nog recensies te schrijven voor het literatuurtijdschrift Leeswolf. Lang geleden, voor we besloten om de wereld nog enige dwarse mensen te bezorgen, lazen we net zo goed klassiekers uit de wereldliteratuur. Toen was er al een voorkeur voor Franse existentialisten, Russen en Japanners. Laat het toeval nu net een roman van Ryu Murakami in onze schoot werpen om voor deze editie te recenseren. Murakami, geen familie van de wereldberoemde Haruki, is in Japan al jaren een gevierd schrijver met meer dan veertig boeken op zijn conto. De Karaokeoorlog is onze eerste kennismaking met zijn werk en we twijfelen nog of we ooit iets anders van de man in handen zullen nemen, al schijnt In de misosoep behoorlijk wansmakelijk te zijn, en dus allicht interessant. Qua thematiek past deze roman perfect in ons plaatje: de zinloosheid van het bestaan, het nut niet inzien van veel alledaagse of niet alledaagse gebeurtenissen en dingen, zich in een ruimte bevinden met anderen zonder iets zinvols te vertellen, een grote portie surrealisme, een gebrek aan vlot lopende communicatie, een grote mate van nihilisme, lachen op de voor anderen verkeerde momenten en er vallen een paar doden (dat gebeurt bij ons niet in de realiteit, de rest wel ). Dat laatste is dikwijls een noodzakelijkheid om een verhaal voor ons boeiend te maken. Er mag al eens gewied worden. Bibliothecarissen weten er alles van en dat is een job die we jarenlang deden. Zes mannen die elkaar niet goed kennen komen door toeval met elkaar in aanraking en besluiten wekelijks bij elkaar te komen. Hun bijeenkomsten zonder veel animo eindigen steevast in karaokefeestjes op verlaten stranden. Elk van hen neemt deel aan de actie, praat en danst honderduit maar niemand luistert naar een ander en is evenmin geïnteresseerd in diens zangkunsten (gelukkig maar) of diens verhalen, al dan niet waar gebeurd. Eten en drinken brengen ze alleen mee voor zichzelf, delen komt niet bij hen op. Uit verveling en omdat het wel eens leuk lijkt, snijdt één van hen de keel over van een oba-san (niet verder evoluerende levensvormen), een gescheiden en niet meer door mannen begeerde dame onder de veertig die volgens het clubje het straatbeeld alleen maar vervuilt. Murakami komt dan opdraven met een vrouwenclubje, ook zes leden tellend en hun familienaam gemeen hebbend, die wraak willen nemen op het clubje mannen omdat één van hen werd vermoord. Een kat en muis spelletje kan beginnen om elkaar af te maken. welk groepje van zes de bovenhand haalt is van geen enkel belang. Het gaat erom met elkaar te leren communiceren om een bepaald doel te bereiken, te overleggen, even ophouden met lachen, al loopt dat niet van een rieten dakje. De schrijver mag proberen wat hij wil, zijn discours is een beetje te gezocht om te werken. Beide groepjes zijn met zijn zessen, de manier waarop wordt gemoord moet alsmaar spectaculairder en uiteindelijk is niets belangrijk genoeg om bij stil te staan, zich in te houden, rekening te houden met een ander. De cirkel is gesloten, er wordt weer gelachen zonder reden als in het begin. Hilarisch zou het behoren te zijn, maar we vinden de clou van het verhaal nergens. Jammer dat er overlevenden zijn. Al zijn het er niet veel, want de twee overlevende mannen gooien een atoombom op Tokio. Tja, en dan. Geef maar de moord met een mes vast getapet op een swiffer eerder in het verhaal, al is die niet echt gedetailleerd beschreven. Net zo zinloos maar veel leuker.