Hoewel kunst met geluid al lang een heel respectabel genre is, blijft het voor de officiële kunstwereld maar moeilijk om er vat op te krijgen. Geluid heeft ruimte nodig. En omgekeerd: ruimte bepaalt voor een belangrijk deel hoe geluid zal klinken. Het ligt in de aard van de ruimte die de meeste kunstgaleries en musea te bieden hebben, dat deze voor werk waarin geluid de primaire materie vormt vaak vooral heel beperkend is. Je kunt er bijvoorbeeld maar moeilijk dingen naast elkaar zetten die allemaal hun eigen geluid produceren maar niet zijn bedoeld om samen te klinken. Koptelefoons dus? Als een werk niet gemaakt is om zo te worden ervaren, dan is dat zoiets als een fotoboekje aan een touwtje aan de muur hangen in plaats van de schilderijen. Soms wordt ervoor gekozen om geluidswerken om de beurt te laten horen. Wat alweer een beperking is, want werk dat continu moet klinken, valt buiten de boot. Bovendien bepaalt de volgorde waarin dingen te horen zijn de manier waarop je ze ervaart. Een tentoonstelling wordt zo zelf een (nieuwe) compositie, en als het geen solotentoonstelling is, dan is het al gauw meer de compositie van de curator dan die van de verzamelde kunstenaars. Iets dergelijks geldt natuurlijk ook voor niet-klinkende kunst. Maar als er geluid aan te pas komt, dan geldt dat nog vele malen meer.
Het gevolg is dat geluidskunst die je tegenkomt in galeries en musea te vaak een heel speciaal soort geluidskunst is. Een geluidskunst die al die (grote) beperkingen toevallig wel kan hebben. Of die met het oog en het oor op die galerie en/of dat museum is gemaakt. Het is onderhand al bijna een sub-genre geworden: museale geluidskunst. Leuke ideetjes, vormgegeven in leuke, esthetische, maar vooral niet te grote objecten, die ongewone, maar vooral niet te harde, geluiden voortbrengen. Kunst, kortom, die geknipt is voor de witte kubus en die misschien zelfs wel in een dure woonkamer naast de bank zou kunnen. Mits er een knopje uit met dat geluid bij zit.
Zou het New Yorkse MoMA kunnen laten horen dat het ook anders kan? Van 10 augustus tot 2 november is daar Soundings: A Contemporary Score te beleven. Een tentoonstelling die, in de bescheiden woorden van organisator en curator Barbara London, niet meer dan een tipje van de sluier van de wilde wijde wereld van de klankkunst wil lichten. Maar dan wel op een gedegen manier. De selectie van kunstenaars is veelbelovend. Voor zover ik ze al ken, kunnen die wel wat: Florian Hecker, Jacob Kirkegaard, Carsten Nicolai, Christine Sun Kim, Stephen Vitiello
Het is maar een greep. Mevrouw London heeft een groot oor en een groot hart voor hun werk. Zij kent uit eigen ervaring de heel wat obscuurdere en heel wat ruigere plekken waar decennia geleden veel van de beste geluidskunst zijn wortels had. En ze weet maar al te goed dat het traditionele museum daar haaks op staat. Dat lees ik, met niet zoveel woorden, ook in de fraaie catalogus, waarin, naast twee degelijke essays en van iedere kunstenaar een korte tekst in eigen woorden, natuurlijk ook héél veel prachtige fotos staan.
Daar heb ik allemaal al van genoten.
Nou alleen nog horen, hoe of het er klinken gaat