De titel van de laatste cd van David Byrne, Grown Backwards, is tekenend voor de positie van Byrne in de huidige popmuziek. De tijd dat uitgekeken werd naar iedere nieuwe schijf van de vroegere Talking Heads-voorman, zoveel verduidelijkt Grown Backwards, ligt nu echt in het verleden.
Is Grown Backwards echt zo erg? Ja. Byrne vergaloppeert zich op alle fronten. Het eerste nummer, Glass, Concrete & Stone begint veelbelovend. Met dien verstande dat melodie en instrumentatie aan Laurie Anderson doen denken. Zodra Byrne begint te zingen, verdwijnt Anderson uit beeld. Het tweede nummer, The Man Who Loved Beer is een niemendalletje, dat allerminst weet te overtuigen. En zo gaat het door en door en door.
Uitschieters bevat deze cd eigenlijk niet, althans niet in positieve zin. In negatieve zin zijn er zelfs twee nummers die met elkaar wedijveren qua artistieke wansmaak: Bizets Au Pond Du Temple Saint, -in het Frans- samen gezongen met Rufus Wainwright, en Verdis Un Di Felice, Eterea, -in het Italiaans!- en opnieuw een duet, ditmaal met Jon Vercesi.
Wat Byrne in hemelsnaam bezield heeft om zich te werpen op klassieke arias is een raadsel. Zijn stem kan dit absoluut niet aan. Vals, lelijk, afschuwelijk. Verder komt hij niet.
Nee, Byrne heeft prachtige platen gemaakt en zijn rol in de recente geschiedenis van de popmuziek is hiermee niet teniet gedaan. Maar als dit het niveau is dat hij heeft bereikt, laat hem dan in godsnaam stoppen. Voor het geld hoeft hij het vast niet meer te doen. Door te stoppen doet hij iedereen een groot plezier. Heus.