Toen iemand mij in het begin van de jaren negentig een tape gaf met daarop ‘Eleven : Eleven’ van de groep Come, had ik veel moeite om te geloven dat de rauwe, donkere vocalen van een vrouw afkomstig waren. Ondertussen heeft die dame, Thalia Zedek, er al een indierock-carrière van meer dan twintig jaar opzitten. Na omzwervingen bij groepen als het eerder genoemde Come (samen met Codeine drummer Chris Brokaw), maar ook Live Skull en Uzi bracht ze in 2001 haar eerste soloplaat ‘Been here and gone’ uit bij Matador Records.
Nu is er dus haar tweede soloalbum, een donkere parel met de nauwelijks te onthouden titel ‘Trust Not Those In Whom Without Some Touch Of Madness’ (doet u zelf de test maar eens). Zedek heeft na enkele jaren touren een band rond zich gevormd, met daarin Daniel Coughlin op drums en Dave Curry (van Willard Grant Conspiracy) op viola en op plaat werden ook nog piano en cello toegevoegd aan haar hypnotiserende stem en gitaarspel. Thalia Zedek klinkt niet gewoon bluesy, ze lééft de blues. De meeste van haar teksten gaan over het verlies en vertrek van geliefden, zelfvernietiging en de vage hoop op catharsis. Door de minimale bezetting krijgen de songs iets heel puurs en directs, die soms doen denken aan Nick Cave (‘Since then’) en vaker nog aan het werk van de Dirty Three (‘Angels’, ‘Island Song’).
Vrolijk zal u van dit plaatje niet worden, maar dat hoeft ook niet. De eerste bladeren beginnen te vallen en Zedek heeft daar de perfecte soundtrack bij geschreven.