RIP. Peel was God. En God is dood. Het einde van de/een geschiedenis? LTM zoekt haar heil zoals gewoonlijk in het heerlijk verleden, meer bepaald het broeierig Brussel van weleer. Ook lang geleden werd Belgisch geweld geknuffeld over de plas. En Peel luisterde aandachtig en zag dat het goed was. Berntholer en Marine bijvoorbeeld. My Suitor van Berntholer, indertijd een indiesucces op 10.000 exemplaren, is een melancholisch briljantje hors categorie, dat in 1999 nog het voorwerp was van een remixwedstrijd op Studio Brussel (gewonnen door Buscemi). New wave, maar slechts in naam: een intiem onderonsje van cello, piano en synths, met daar bovenop de dromerige, vroegrijpe jongemeisjesstem van de Albanese Drita Kotaji. Andere prioriteiten en pecuniaire problemen met de Engelse superindie Blanco Y Negro zorgden ervoor dat nooit een volwaardig album het daglicht zag. Deze spookverzameling (1982-1985) van singles en demos, plus enkele charmante prehistorische videoclips is het officiële cd-debuut en meteen goed voor een postume podiumplaats in onze vaderlandse top vijf. Kotaji en muzikaal brein Simon Rigot vonden inspiratie bij Soft Verdict van minimalist Wim Mertens die in ruil zorgde voor het knappe arrangement op Pardon Up Here. Dit is tijdloze intimistische, melodieuze avondpop, balancerend tussen een jazzy Marine Girls en een lichtvoetige versie van Young Marble Giants (inclusief orgeltje). In de nacht dat Pierre Carette met zijn CCC-kompanen per ongeluk twee brandweermannen opblies, en daarmee het lot van zijn extreem-linkse revolutie bezegelde, hield ook Berntholer het, na een desastreus optreden en de gebruikelijke muzikale meningsverschillen, voor bekeken. Te koesteren op een warme plek.
Marine was de naam, dansmuziek de roeping. Met gitaar, bas en drums, wel te verstaan. En hier en daar scheve maar hitsige saxstoten.
Marine (1981-1983) leverde slechts een handjevol singles en werd vooral geboekstaafd als voedstermoeder voor de radiovriendelijke funk van Allez Allez, de Belgische Level 42, en de zwartgeblakerde bluespunk van La Muerte, het smerigste zootje ongeregeld tussen Birthday Party en The Stooges dat ooit uit een Belgisch riool werd opgevist. Ook hier ligt het volledige oeuvre ter lering en vermaak voor. Vanzelfsprekend is er de minihit en Belgowaveklassieker Life In Reverse en het even hyperkinetische Animal In My Head, aangedreven door nerveuze rinkelgitaartjes, maar ook de rest blijkt goed geconserveerd. Het tempo werd teruggeschroefd, de grooves dieper. Postpunk vanuit de voorhoede, op gelijkwaardig niveau als de Britse broeders. Maar Marine is vitaler dan A Certain Ratio, minder politiek dan Gang Of Four, experimenteler dan Shriekback. Zo is Same Beat James Brown aan de Zenne. Viel men toen vooral tussen wal en schip, grofkorrelige hypnogroove als Leningrad in Winter of de dubfunk van Dim The Light kunnen zonder schaamte figureren op een compilatie van überhipsters DFA (verantwoordelijk voor onder meer The Rapture of LCD Soundsystem).