Trent Reznor heeft een aantal demonen waarmee hij al jarenlang worstelde, zoals een hardnekkige coke -en alcoholverslaving, eindelijk van zich kunnen afgooien. En daarmee zichzelf ook een stuk gedemystificeerd. (Niettemin is Reznor sinds wijlen Johnny Cash het nummer Hurt van hem coverde, uitgegroeid tot een demi-rockgod.) Een direct, tastbaar gevolg hiervan is With Teeth, het eerste teken van studiocreativiteit na het magnum opus The Fragile. Dat het opnieuw vijf jaar geduurd heeft en hij deze keer toch niet op de proppen gekomen is met een dubbelalbum, illustreert dat hij wel erg diep is moeten gaan. Anderzijds is With Teeth met zijn 14 nummers ook niet dát bijzondere album geworden. Het is gewoon opnieuw een degelijke plaat, die vooral op het eerste gehoor- niet zo bijster veel verschilt van eerdere wapenfeiten. Zijn gekende zwartgalligheid en het daar mee gepaarde zelfbeklag is niet met de alcohol verdwenen, dat wordt al meteen duidelijk vanaf de opener All The Love In The World. En ook titels als Love Is Not Enough of Everyday Is Exactly The Same baden niet onmiddellijk in vrolijkheid. De catchy single The Hands That Feeds zet de meest toegankelijke kant van het album in de verf, maar verder is het business as usual. Met dit verschil dat de nadruk volkomen op de songs ligt en niet langer op zijn productie- en programmeerskills. De alomtegenwoordige Dave Grohl (Foo Fighters) is te horen op The Collector en Everyday Is Exactly The Same, maar het is het intimistische drieluik Beside You In Time, Right Where It Belongs en ‘Home’ op het einde dat direct naar de keel grijpt. Echt bijten doet With Teeth nergens, daarvoor moeten we terug naar het prille begin van het debuut Pretty Hate Machine (’89) en de vitriool op de Broken ep (’92).