Een banjo, een ijle stem, strijkers, trompetten en een bups Sound of Music-volk. Vooral die laatste drie elementen verwacht je niet zo snel bij een singer-songwriter. Maar als singer-songwriter staat de Amerikaan met de klinkende naam Sufjan Stevens toch echt bekend. Dat verhaal over die vijftig staten die Stevens zegt te gaan bezingen op zijn vijftig albums laten we hier even voor wat het is, dat leest u maar na bij de andere bladen. Interessanter is de vraag of Stevens echt wel het genie is dat die andere bladen nu van hem maken. Eerst wilden we hier iets ingewikkelds opschrijven over bijna maar niet helemaal. Maar de laatste luisterbeurt met de koptelefoon trok onze vinger naar de deleteknop. We zijn nu eenmaal een sucker voor majeurakkoorden, boventonen en samenzang. Net zo makkelijk als dat een kat gaat liggen om over zijn buik geaaid te worden, gaan wij om voor Stevens. En daarom zeuren we niet meer om composities die briljanter zouden kunnen. Nee we spinnen en knorren van genot. Stevens heeft ons bij de familiejuwelen en we eten uit zijn hand. Verdomme, daar vliegt die überkritische houding het raam uit. Jij wint Sufjan, volgende keer bewapenen we ons tot op de tanden.