Twintig jaar na het verschijnen van het debuut van de uit Cleveland, Ohio afkomstige New Salem Witch Hunters wordt die plaat voor het eerst op cd gezet. Het kwintet graaft diep in de schatten die de garage in de jaren 1960 voortbracht en geeft er net als toenmalige labelgenoten The Cynics een eigen draai aan. Ze spelen iets melodieuzer dan die Cynics, waardoor hun sound dichter aanleunt bij die andere grote naam van de garagerevival van de jaren 1980, The Seeds. De cd bevat één extra nummer dat de originele lp op het lokale Herb Jackson Records niet haalde, maar wel ooit verscheen als b-kantje. Wij blij, want de track I Wanna Be Your Lover is één van de beste nummers van de plaat, samen met Love en Government Acid. Gestroomlijnd, goed geproduceerd en lekker in het gehoor liggende garage zonder weerhaakjes die bovendien nergens gedateerd klinkt. In een tijd dat The Hives en kostuumaapjes Franz Ferdinand de massa aanspreken, verkiezen wij de door een simpel orgeltje aangedreven garagepop van deze yankees. The Last Vegas zitten op hetzelfde label als New Salem Witch Hunters maar zijn een band van nu. Niet dat ze vernieuwend tewerk gaan, vergeet het maar. Bluesy hardrock uit de jaren 1970 is hun ding. Denk aan voor de Gonzo foute bands als een door Bon Scott aangedreven AC/DC, Rose Tattoo, Thin Lizzy zonder de magie van Phil Lynott en net zo goed Led Zeppelin in het nummer Raw Dog. Is daar iets mis mee? In onze wereld alvast niet, want in vooral de tweede helft van de plaat wordt gedreven gemusiceerd alsof The Last Vegas een supergroep is samengesteld uit leden van The Hellacopters, Gluecifer, Turbo Negro en El Guapo Stunt Team. Vunzige hardrock met een punkattitude, het mag dan een jaren 1970 cliché zijn, deze plaat rockt. De broertjes Ellis vormden samen met kameraad Billy Quan (zang en gitaar) het bandje Mink Jaguar dat eer wil betonen aan de sound van coryfee Jonathan Richman op theevisite bij nonkel Little Richard. Vijftien liedjes in een half uur, boordevol opgewekt klinkende pop-a-billy is het resultaat. Soms klinkt de band alsof The Kinks rockabilly spelen, zo lief, dartel en ideale schoonzoonachtig klinkt dit Mink Jaguar bij momenten. Spelen in een bandje als dit wordt geheid door elke schoonfamilie op verrast gemompel onthaald en toch is er niets mis met dit plaatje. Een resem obscure covers doorspekt het eigen werk, liedjes van Buck Owens en Wanda Jackson katapulteren ons terug naar de baarmoeder, de jaren 1960 moesten nog geboren worden. The Booby Traps klinken al net zo cartoonesk als het leuke hoesje dat hun debuut siert. De koortjes en de leuke samenzang van Shangri-Las en The Ronettes worden door het kwintet, drie kirrende dames en twee bronstige mannen, vakkundig vermengd met de punky attitude van The Muffs en Thee Headcoatees. De fuzzgitaren loeien vooral gedurende het eerste kwartier van de plaat, terwijl de tweede helft wordt gedomineerd door aan The Bangles en 5,6,7,8s schatplichtige rammelpop. The Booby Traps zijn vooral een leuk groepje maar echt overtuigen doen ze, behalve met het superieure I Try, nergens. Wegwerppunkpop maar van het milieuvriendelijke soort. De vier Fransen van The Firewalkers debuteren met Nervous Breakdown op het Griekse Green Cookie en zetten meteen een duidelijk statement neer: gebald gespeelde en met veel plezier gebrachte garage en surf waar niet aan is te weerstaan. Hun tien jaar ervaring zit daar zeker voor iets tussen, tien jaar waarin ze alle platen van The Mono Men, The Fuzztones en The Nomads uit het hoofd leerden en er op hun debuut een eigen draai aan geven. Wilde surf wisselt af met ruige garagerockers, vetkuiven en opwaaiende rokken worden door het swingende orgel van tegenwind voorzien. De heren zien er dan wel niet uit, rocken kunnen ze wel. De Pink Panther-intro bij She Was Gone is leuk, en dat geldt over de hele lijn. Feestplaatje van het moment. The Maggots zijn een Zweedse band die met Monkey Time reeds hun vierde album afleveren vol met behoorlijke maar weinig originele garagerock. Ze zijn fier als een gieter dat ze samen met Jeff Conolly een incarnatie van de legendarische Lyres mochten vormen voor enkele optredens, en dat is natuurlijk heel leuk voor hen maar ons zal het worst wezen. Een keer geilen met Conolly op een podium wil namelijk nog niet zeggen dat ze ook een Farfisa-orgel in de band moeten binnenhalen en het zwakste van diezelfde Lyres moeten naspelen. Wij verwachten een degelijke plaat en dat ontbreekt dus een beetje. Slordig, een irriterende Mans Mansson als zeurpiet van dienst, een orgel dat weinig bijdraagt, neen, deze band zullen we maar vergeten. Larven zat in onze tuin. Andere en betere, zie hierboven.