Als iemand ons een appel aanbiedt, dan zoeken we naar de worm. Van zodra iemand vriendelijk lacht, denken we roofdier. Toch zit er niets boosaardigs in de vriendelijke aanbeveling van Anoice. We degusteren goedkeurend het collagekunstwerkje op de cdhoes, hebben geen bezwaar bij zes jonge Japanners die vooral niet in de camera kijken, en zijn lichtjes intellectueel geprikkeld door de vaststelling dat er vier titels zijn voor negen tracks. Ook in de muziek regeert de beheersing, al leert de koptelefoon dat er zich steeds meer afspeelt dan we denken. Atmosferische synthesizers dragen piano en vioolklanken die naar de moderne componisten lonken, alvorens de beredeneerde gitaren en percussie invallen. Instrumentele muziek in het driehoekige niemandsland tussen de soundtracks van HÖH, postrock en My Bloody Valentine. Deze muziek schreeuwt om een film over madeloze appels. Bij Mouthus daarentegen, wordt het vruchtvlees volledig verduisterd door een krioelende wormenmassa. Zeggen dat deze muziek smerig klinkt, is het beste compliment dat we de Heren kunnen geven. Versleten en bepleisterde gitaren produceren krassend een psychedelische geluidsmuur, die letterlijk bij elkaar geslagen wordt door vals spontane, bijna rituele, percussie. De catharsis wordt compleet gemaakt met enkele spaarzame zangpartijen die afgeleverd worden met de articulatievaardigheid van een bronstige buffelstier. Kortom, een must voor alle moderne primitieven.