Twee keer Fins en twee keer domineert Keijo Virtanen het geluid. The Free Players hebben al enkele releases op de markt, maar waar voorheen het voorvoegsel Keijo And duidelijk aangaf wie de baas was, is hun meest recente plaat een stuk democratischer tot stand gekomen. Het geluid is er meteen ook heel wat toegankelijker op geworden, al blijft dat een relatief begrip natuurlijk. De groep wordt gevormd door het kruim van de Finse freejazzscene. Leden actief in onder meer Vapaa, Kheta Hotem en Kundalini Snakes assisteren Keijo om een ruim palet aan klanken en genres voort te brengen. Jazz natuurlijk, maar ook flarden post- en bluesrock passeren de revue, om even later zelfs in een dubby reggaesfeer te belanden. Joy In Blue bijvoorbeeld doet ons grijnzend meewiegen met een nummer dat ons doet terugdenken aan het vroege Tortoise, toen die band muzikaal nog iets te bieden had. Net zo goed beginnen de heren aan een met folk doorspekte psychedelische jam, zoals Rise With The Stars, of schalt er een lekkere saxofoon in de meer jazz georiënteerde tracks. Veelzijdigheid is troef, in zoverre zelfs dat de coherentie van het album soms een beetje in het gedrang komt. Zelf zegt de band beïnvloed te zijn door Grateful Dead en Pink Floyd, al horen wij dat er niet echt in. Aangenaam luisteren blijft het, ondanks die twee referenties, wel. Geconcentreerd of op de achtergrond, we kunnen deze plaat altijd appreciëren. Keijos soloplaat is van een heel ander kaliber. Als een anderwerelds wezen laat hij noise en onwerelds mooie melodieën samenklitten tot een desoriënterend geheel. Telkens hij een akoestisch gitaarlijntje neerzet, kan de man het niet laten om het te saboteren of er een dreunend achtergrondgeluid aan toe te voegen. Minimalistische gitaarriffs en gesamplede, de rust verstorende en uit de toon klinkende belletjes of cimbalen vormen de hoofdmoot. Behalve bij voornoemde bands waar zijn groepsgenoten voor The Free Players uit afkomstig zijn, musiceert Keijo regelmatig bij Avarus, wat allicht zijn slag van de molen kan verklaren. De basis blijft wel folk en Keijo gebruikt alleen akoestische geluidsbronnen, maar s mans weirdness gaat een behoorlijk stuk verder dan zijn genregenoten. Chris Moon, hoofd van het label Last Visible Dog, vindt dit zelf een heel vreemde plaat, en als hij dat al vindt