Thomas Brinkmann blijft, wat ons betreft, een halve legende met een uiterst boeiend curriculum. Hij brengt niet weinig nieuw materiaal uit, maar de eind 2006 verschenen opvolger van zijn baanbrekende ‘Klick’ verdient natuurlijk extra onze aandacht. Volgens de veelgeciteerde perstekst ging de Duitser ditmaal uit van het concept van de flipperkast, waarvan de songtitels getuigen. Wie goed leest, merkt evenwel meteen dat de namen geleende woorden of begrippen zijn: twee tracks dragen bijvoorbeeld dezelfde titels als belangrijke werken van het kunstenaarsduo Fischli & Weiss. Een mooie vorm van appropriation dus. Het geeft al aan dat Brinkmann een postmoderne kunstenaar bij uitstek is. Muzikaal gezien beschouwt hij dan nog de deconstructie als doeltreffendste strategie. Historisch in lijn met Christian Marclay werkt Brinkmann immers met gemanipuleerde en tweearmige platendraaiers en vinyl waarin hij met scherpe voorwerpen sneden kerft. Zo creëert hij loops – de naald springt terug bij zo’n snede – die voor hem vooral interessant zijn in de laatste, muziekloze groef – de zogenaamde ‘locked groove’. Op deze manier komt hij tot wat zielsverwant en bevriend kunstenaar/ muzikant Carsten Nicolai non-sounds noemt: ruis, gekraak en toevallige geluiden – want inderdaad, ook John Cage is nooit ver weg. Brinkmann gebruikt echter een zekere opbouw, geluidseffecten, pitchveranderingen, welgeplaatste samples en soms zelfs een vocal loop, zodat de nummers op ‘Klick Revolution’ niet wegzinken naar de achtergrond maar blijven boeien. En ja, soms ook weer dansbaar worden. Het is immers bekend dat Brinkmann al vroeg de weg naar de dansvloer vond met zijn toch tamelijk experimentele uitingen en dat er zonder hem nooit sprake zou zijn geweest van het genre clicks ‘n’ cuts…. Door de uitgeklede staat van zijn muziek is het alleszins niet vreemd dat onder meer Richie Hawtin tot zijn vriendenkring behoort. Feitelijk deelt deze laatste de ‘afbraak en opbouw’ techniek van Brinkmann, ware het niet dat Hawtin daartoe uitsluitend technomateriaal gebruikt en uitsluitend digitaal te werk gaat. Hawtins minimale benadering en de stroming die er aan vast hangt, geeft het postmodernisme van Brinkmann evenwel een nieuw élan. Dit werkstuk verdient nu minder het voornaamwoord ‘Revolution’ dan ‘Klick’ vijf jaar eerder, maar dat neemt niet weg dat het opnieuw om een fantastische luisterervaring gaat.