Ze bestaan al ruim twintig jaar, zijn nog altijd relatief onbekend, maar behoren ondertussen wel tot de absolute top van de nieuwe muziek. Ik heb het over het Big City Orchestra. Afkomstig uit de Bay Aera van San Francisco maakt dit voortdurend van samenstelling wisselende gezelschap de ene na de andere plaat, stilistisch vaak even alternerend, maar met een paar constanten: experimenteerdrift en kwaliteit. Een andere constante is dat ze vaak in de elektronische hoek bivakkeren en dat de studio (en meer recentelijk, computers) als instrument gebruikt wordt. En niet te vergeten: humor. Hoezeer ze ook in de voorhoede vertoeven, lachen is en blijft essentieel.
Blijkbaar is er echter een verschil tussen wat ze zelf op plaat uitbrengen en dat wat toevallig een keer live wordt gespeeld. Want er mag dan wel eens een iets minder geslaagd exemplaar tussen zitten, doorgaans zijn de vele platen die van het Big City Orchestra het licht zien, absolute toppers. Dat geldt ook voor het nieuwe, op hun eigen label Ubuibi in een oplage van 250 exemplaren uitgebrachte ‘Villanella’, ditmaal gemaakt onder de noemer BCO.
Wie er in de groep zitten, is minder belangrijk dan de muziek die ze maken. Op ‘Villanella’ bestaat de groep uit elf muzikanten, die samen (maar niet altijd tegelijk) een vitale vorm van elektronische muziek maken: plagend, humorvol, extreem, noisy, welluidend, persiflerend, pakkend, intrigerend, klassiek, modernistisch, impro, streng gestructureerd soms allemaal tegelijk, vaker afwisselend.
Wat de bezetting betreft, nog één opmerking: één van de huidige leden is Daevid Allen. Vroeger (een kwart eeuw geleden) speelde hij in Gong vage, door overdadig drugsgebruik gekenmerkte hippiemuziek. Wat zijn bijdrage aan BCO is, weet ik niet, maar met de hippiemuziek van vroeger heeft de muziek op ‘Villanella’ alleszins niks van doen.