The Golden Age

Een muzikant die ‘Mark’ heet, heeft bij mij altijd een streepje voor, zo lijkt het wel. In een pril stadium van mijn evolutie luisterde ik naar Mark Olson (Jayhawks) en Mark Lanegan (Screaming Trees). Dan kwam mijn sadrockfase, met naast Markloze helden als Sophia en Spain, het Mark Linkous-vehikel Sparklehorse en twee Markante bands met driedelige namen: Red House Painters (met M. Kozelek) en American Music Club (M. Eitzel). Bij Kozelek ging het redelijk steil bergaf na 1993 (‘Red House Painters I’), met deze eeuw enkele erg weinig geïnspireerde (want geheel uit covers opgetrokken) releases onder eigen naam of als Sun Kil Moon. De neergang van Eitzel na ‘California’, het hoogtepunt van AMC uit 1988, was geleidelijker, met een handvol sterke (onder andere ‘West’) tot nog-net-aanvaardbare soloplaten. De AMC-reünieplaat ‘Love Songs For Patriots’ uit 2003 was al weinig opwindend, maar nieuweling ‘The Golden Age’ is nog slappere koffie. De ingrediënten zijn nagenoeg identiek gebleven, maar pakken doet de mix nog maar zelden. Eitzel gaat de weg uit van zoveel andere notoire dronkaards: een gestage daling in de gemiddelde kwaliteit, met nog net voldoende hele en halve flitsen van klasse om de neerwaartse spiraal echt te betreuren.

tekst:
Gonzo (circus)
geplaatst:
ma 5 jan 2015

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!