Ryoji Ikeda en Carsten Nicolai (Alva Noto) samen aan het werk zetten heeft iets als het vermenigvuldigen van een irrationaal met een imaginair getal. Twee grootheden in de elektronische muziek wiens werk zich niet laat ontleden, terwijl het toch zo helder lijkt wat er gebeurt. In 2000 werkten de heren ook al samen op ‘Cyclo’, een minimalistisch ballet van microgeluiden, sinussen, ruis en een verrassende groove. Ikedas werk werd daarna steeds extremer: in 2005 omschreven we ‘Dataplex’ als een guerrillastrijd, drie jaar later vonden we ‘Test Pattern’ op de grens van geniaal en gek. Gortdroog, hyper-formeel, mogelijk zelfs Kunst. Nicolai’s werk bleek recentelijk makkelijker verteerbaar; de twee delen uit Alva Noto’s ‘Xerrox’-serie waren als synthetische symfonieën, en ‘For 2’ uit 2010 organisch en ronduit melodisch. Daarvan is echter niets te horen op ‘ID’, dat gewoon verder gaat waar ‘Cyclo’ ophield. Op het intro worden aan de luisteraar de losse elementen voorgesteld -ultrasoon gepiep, sinustoon, clicks, diepe bas, repetitie op de vierkante millimeter- waarmee vervolgens een tiental abstracte grooves wordt geproduceerd. Het concept ‘compositie’ is zoals wel vaker bij dit soort platen vooral een kwestie van de aard van van die verschillende onderdelen, en dat is dan ook precies waar het verschil met de voorganger ligt. De ene piep is de andere niet, zeg maar (en het palet moet je maar net liggen: in de eerste zes nummers zit bijvoorbeeld een geluidje dat mij mateloos irriteert). ‘Analytisch geneuzel’ hoor ik u zeggen? Goed dan: indien ‘Cyclo’ en Alva Noto’s ‘Unitext’ uw favoriete wiskundediscoplaten zijn, dan kunt u ‘ID’ ongehoord kopen. Alle anderen raad ik een voorproefje aan op Bleep.com of andere favoriete online outlet.