The Love Songs

Of Giant Sand nog bestaat? We hebben het eerlijk gezegd moeten googlen, maar de groep bracht nog in 2010 een plaat uit, al zijn originele leden John Covertino en Joey Burns – wegens te druk met Calexico – al een hele poos vervangen door een Deens ensemble. Feit is dat Howe Gelb de laatste jaren vooral onder eigen naam platen uitbracht. En de eerlijkheid gebiedt ons hier toe te geven dat we ook ’s mans solo-spoor een beetje bijster waren. Jà, ‘Sno Angel Like You’ uit 2006 was een zeer fijne gospelplaat, maar als wij nog eens iets van Gelb opleggen, zullen het toch eerder de magistrale lofi-schetsen van ‘Hisser’ zijn. Van Giant Sand zelf waren de platen uit de jaren 1980 en 1990 altijd meer onze favorieten, omdat Gelb toen nog écht op zoek was. Experiment en improvisatie maken nog steeds een belangrijk onderdeel uit van Gelbs werk, maar toen was het toch allemaal nét iets urgenter. Zowat de hele Giant Sand backcatalogue wordt nu, ter ere van vijfentwintig jaar Giant Sand, heruitgebracht door Fire Fecords. Voor fans van het eerste uur valt er niet veel extra’s te rapen. Ja – elke release is geremasterd en voor de gelegendheid voorzien van een paar bonustracks, maar of dat een nieuwe aanschaf de moeite waard maakt, is maar de vraag. De écht essentiële tracks stonden natuurlijk ook al op de originele releases. Wel een aanzienlijke plus: Gelbs hoesnota’s, die lezen als een beknopte maar smakelijke bandbiografie. Voor wie nog niet alles in de kast heeft staan, is zo’n rerelease-rondje natuurlijk wél een uitgelezen kans. Ook wij doen hier ons voordeel mee. Onder andere op de deurmat: de Convertino-Gelb duoplaat ‘Long Stem Rant’, ‘Swerve’, Center Of The Universe’ en ‘Ramp’.
Onze favoriete Giant Sand plaat was altijd al ‘Purge & Slouch’ uit 1994: boordevol deconstructivistische woestijnrock, improvisoire songs en weirde tapecollages, waarvan Gelb in de hoesnota’s laat weten dat hij er nooit één song live van bracht. Maar sinds deze week hebben we dus een nieuwe favoriet: ‘The Love Songs’ uit 1988, een plaat die indertijd aan onze aandacht ontsnapt is (misschien omdat we nog geen tien waren toen ze uitkwam). Een paar hoogtepuntjes. Het lijzig-stomende, uit onwaarschijnlijk cheesy synths opgetrokken ‘Fingernail Moon, Barracuda And Me’. En ‘Is That All There Is’ staat qua zotternij op gelijke hoogte naast ‘Dante’s Disneyland Inferno’ van Sun City Girls. Maar bij ‘Get Ready’ gaat het dak er pas helemaal af. Met die mechanische riff en datonwaarschijnlijk vrouwenkoortje zit de song ergens tussen ZZ-top en Beastie Boys in een jaren 1980 wanproductie. Het klinkt vandaag als een geniale voorloper van John Maus, maar drieëntwintig jaar geleden kan dit niet anders dan de soundtrack van ver doorgedreven fin-de-siècle verwarring geweest zijn.
Als er al één conclusie mag getrokken worden uit deze reïssue-reeks, dan misschien wel deze: dat Americana anno 2011 een behoorlijk brave aangelegenheid is geworden is de schuld van alle genre-regenererende idioten, en niet van Howe Gelb, want hij heeft twintig jaar lang elk zijpad dat hij tegenkwam ingeslagen. Waarvoor hulde.

tekst:
Stijn Buyst
beeld:
GiantSand_TheLoveSongs
geplaatst:
ma 5 jan 2015

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!