Marie Thérèse Metoyer, alias Coin Coin, was een bevrijde zwarte slavin die landeigenaar en ironie slavenbezitter werd en dat in de late achttiende eeuw, waarin de meeste zwarten arm en analfabeet waren. Bovendien is de legendarische Coin Coin waarschijnlijk een ver familielid van de jazzcomponiste en muzikante Matana Roberts, die een voortdurend project rond haar bouwt. Roberts gebruikt haar familielid om een muzikale geschiedenis van de zwarte Amerikanen te schrijven en om een eigen compositorische taal te ontwikkelen. De nu verschenen Coin Coin Chapter One Gens De Couleur Libre laat horen waarop zij inmiddels is uitgekomen; dat is indrukwekkend. De opname begint meteen met haar woeste, vrij improviserende saxtonen, die lijken uit te drukken wat ook de titel zegt: Rise. De opener schakelt nog een aantal malen van sfeer lyrisch, krijsend, lamenterend en in het naadloos aansluitende tweede stuk, Pov Piti, gebeurt hetzelfde: gedreven, vrije improvisatie wordt gevolgd door een door Roberts gesproken stuk met Gitanjali Jain als tweede stem wat weer overgaat in een treurend vioolgeluid, gevolgd door swingende gecomponeerde jazz. Roberts spel is duidelijk gedoopt in de avant-garde, de vernieuwers in de tweede helft van de jaren 1960: Albert Aylers schreeuw bijvoorbeeld, en vooral het lamenterende spel en het emotionele overblazen van John Coltrane. Hoewel ook op deze plaat de free jazz een grote rol speelt, is zij evenals de veertien andere bandleden echter van meer markten thuis. De hele groep schakelt met klaarblijkelijk gemak van vrij spel naar een Mingus-achtig hardbop-bigband-geluid, een blues of een scheurend stukje New Orleans-jazz. De plaat blijkt een staaltje zeer doorwrochte compositie. Indrukwekkend in vorm en uitvoering! En als aan het einde plots een thank you very much en een enthousiast publiek klinkt, blijkt Coin Coin Chapter One Gens De Couleur Libre ook nog eens live opgenomen (in de Hotel2Tango studio te Montréal).