Na zijn bijzonder mooie dubbel-cd Filaments & Voids op het 12K-label, komt Kenneth Kirschner nu maar liefst met een drievoudige cd. Kirschner had al laten merken dat zijn muziek tijd nodig heeft. Twenty Ten bevat op de drie schijfjes dan ook slechts vier stukken, samen goed voor vier uur muziek. Zoals we van Kirschner gewoon zijn, draagt elk stuk als titel de datum waarop hij eraan is begonnen. Hij neemt ook nu dus weer de tijd voor het onderzoeken van het sonische spectrum, van het instrument, de opname, en de ruimte waarin hij musiceert. De eerste cd opent, verrassend, met Kirschner spelend op metallofoons en xylofoons. Het is een vol stuk, dat door de simultaan aanwezige lagen doet denken aan een gamelan, maar dan met louter hoge tonen. En net als bij een gamelan klinken er geen melodieën, maar een afwisseling van verschillende ritmische patronen – sneller, langzamer, overzichtelijker, complexer. September 25, 2010 doet enigszins denken aan Filaments & Voids, in die zin dat de stiltes hier net zo een belangrijke rol spelen als de klanken. Die klanken komen hier niet van een piano, maar van strijkinstrumenten, houten en koperen blaasinstrumenten. Het stuk zou bestaan uit 142 verschillende akkoorden, zonder dat er een wordt herhaald, afgewisseld met stiltes, waardoor de compositie iets peinzends krijgt. Drie cds met lange composities die niet al te gangbaar klinken, lijkt geen uitnodigend luistervoer. Dit drieluik, waarop Kirschner wederom niet de breedte maar de diepte opzoekt, toch te beluisteren, zal beslist voelen als een beloning.