Sleater-Kinney werd in 1994 opgericht in Olympia, Washington en was meteen één van de boegbeelden van de riotgrrrlbeweging, mee met Bikini Kill en Bratmobile. Corin Tucker, met haar emotievolle stem, had toen al van het bandleven geproefd met Heavens To Betsy, één van de meest invloedrijke riotgrrrlgroepjes. Met Sleater-Kinney liep het nog beter. De band kende behoorlijk wat succes en nam een zevental platen op. Inmiddels staat Sleater-Kinney in de koelkast en zijn de dames elk hun eigen weg gegaan. Carrie Brownstein en Janet Weisse, die mee het trio vormden in de latere periode van Sleater-Kinney, richtten de band Wild Flag op en Corin Tucker vernoemde haar nieuwe band naar zichzelf. In 2010 kwam ze naar buiten met het veelgeprezen 1000 Years, en ook de opvolger Kill My Blues mag er zijn. Waar het debuut nog vooral door Tucker zelf werd gecontroleerd en soms wat kracht en energie miste, is de opvolger een echte groepsplaat geworden die veel ruimte laat voor haar typische gitaarwerk en schreeuwpartijen. Het kwartet, verder bestaande uit Sara Lund (Unwound), Seth Lorinczi (Golden Bears, Circus Lupus) en Mike Clark (Stephen Malkmus And The Jicks), is door het vele optreden perfect op elkaar ingespeeld en samen weten ze zeer effectieve (riotgrrrl)songs neer te poten. Corin Tucker mag dan inmiddels de moeder zijn van twee kinderen en gehuwd met filmmaker Lance Bangs, ze strijdt nog steeds voor gelijke vrouwenrechten of aanvaarding van bisexualiteit. Daarnaast heeft het moederschap een serieuze invloed op haar gedachtegoed. Ze bejubelt het gevoel van zwangerschap, denkt na over de dood, heeft soms nood aan rust en vakantie na de drukte van de kinderen, kortom, het gewone leven primeert meermaals boven de strijdvaardigheid die ze vroeger uitdroeg. Constance en I Dont Wanna Go zijn knallers van formaat, die de iets mindere songs op het einde van de plaat weten goed te maken. Een jong gezin geeft Tucker meer dan voldoende input om haar muzikale carrière aan de zijlijn van de commercie rustig verder te zetten en regelmatig met degelijk werk naar buiten te komen.