Het muziekgenre exotica is rond 1957 ontstaan. Zon kleine vier decennia later duikt het weer op als lounge zijn intrede doet. Sindsdien worden muzikanten cq arrangeurs als Martin Denny, Arthur Lyman en Esquivel als grote namen beschouwd binnen dit genre. Dat exotica nog leeft bewijzen deze drie albums die elk op een volkomen eigen manier omgaan met het genre.
De Engelse gitarist Mike Cooper maakt al muziek sinds 1957. Hij heeft zich gespecialiseerd in de lap steel gitaar, ook wel Hawaiian gitaar genoemd. In 2004 bracht hij het album Rayon Hula uit, waarop een soort collagemuziek staat vol samples van Arthur Lyman. Zijn nieuwe cd White Shadows In The South Seas is een logisch vervolg hier op. Het album opent heel vredig met kwetterende vogelgeluiden uit een tropisch oerwoud, waarbij zich een wiegend voortkabbelend melodietje voegt. De tweede track klinkt al minder exotisch en op het derde nummer White Shadows heeft de elektronica het helemaal overgenomen. Mike Cooper is een meester in het samplen en loopen van exotica themas. Daartussen en overheen speelt hij Hawaiian gitaar. Telkens hoor je op de achtergrond zijn field recordings van tropische vogelgeluiden. Hij noemt zijn muziek ambient electronic exotica. Het blad The Wire spreekt in dit geval over contemporary exotica. In ieder geval bewijst veteraan Mike Cooper met zijn aparte benadering dat exotica niet oubollig behoeft te zijn. De Zweedse band Ixtahuele maakt geen gebruik van elektronica. In hun instrumentale songs kijken ze verder dan Hawaï, naar exotische plaatsen als Micronesië, Paaseiland of de Caraïben. Ze doen dat sterk in de traditie van Denny. Dat betekent veel warme klaterende marimbas, vogelgeluiden en onderkoelde pianothemas. De openingstrack Black Sand leunt sterk aan tegen Martin Dennys versie van Quiet Village. Zo staan er nog een paar Hawaï-achtige composities op. Maar Dengue Fever doet bijvoorbeeld erg aan een merengue denken en in Orust Luau klinkt Zuid Amerika flink door. Kortom Ixtahuele maakt exotica avant la lettre dat ze kundig met andere stromingen mengen. De exotica van de Mexicaanse bandleider en componist Esquivel (1918-2002) wordt Space Age Pop genoemd. Hij werkte het liefst met grote orkesten en onconventionele instrumenten als de lap steel gitaar of theremin. Ook gebruikte hij, in zijn verder geheel instrumentale muziek, graag vocale koortjes die af en toe pow pow of boing boing zongen. Hiernaast experimenteerde hij naar hartenlust met stereo-effecten. Producer en labelbaas Gert-Jan Blom had al lang de wens muziek van Esquivel te laten uitvoeren door een groot orkest. De Berlijner Stefan Behrisch heeft speciaal op zijn verzoek nieuwe partituren gemaakt, gebaseerd op originele opnamen. Het resultaat is te vinden op Perfect Vison waarop het Metropole Orkest zich uitleeft in 21 composities die ooit, tussen 1958 en 1967, zijn opgenomen door Esquivel. Alles klinkt glashelder. De blazers schieten de speakers uit, de koortjes vliegen je om de oren en links en rechts hoor je in het stereobeeld steeds andere dingen. Kortom dichter kun je de King Of Space Age Pop’ niet benaderen!