Polly Scattergood is er eindelijk in geslaagd een opvolger ineen te knutselen voor haar alom geprezen debuut, naar zichzelf genaamd en eveneens op Mute. Ze is afkomstig uit Colchester, Essex maar resideert tegenwoordig in Londen. Niet dat het schrijven van liedjes haar daar makkelijker afgaat. Ze slaagde er maar niet in om nummers te maken die enigszins afweken van haar debuut. Dat was nu net wat ze wilde: anders klinken. Ze koos er al van bij het begin van haar carrière voor haar liedjes niet te brengen met een oubollige akoestische gitaar, al zijn ze op zich wel singersongwriterliedjes. Ze componeerde van kindsbeen af op de piano, en met ouder worden ging ze al snel met allerlei elektronica, voornamelijk keyboards, in de weer. Ze volgde intensief een muzikale opleiding en kwam zo via via onder de aandacht van Daniel Miller (baas van Mute) en Simon Fisher Turner, die haar eerste plaat produceerde. Het was pas toen ze Glenn Kerrigan ontmoette, dat ze van haar writer’s block verlost raakte om aan haar nieuwe plaat verder te kunnen werken. Inmiddels treden de twee samen op en Ken Thomas (Cocteau Twins, Dave Gahan, Sigur Rós) nam de productie in handen. De etherisch klinkende stem van Polly trekt de dancepopliedjes naar een ander universum. Ze sleurt ons als het ware mee naar een sprookjeswereld met de bedoeling om ons vrolijk te maken. Ze vindt het te eenvoudig om triestige nummers te schrijven en creëert liever iets waar mensen op kunnen dansen en een blij gemoed van krijgen. Dat dansen moet trouwens niet te uitbundig worden, want het tempo ligt meestal aan de lage kant. Wij vinden dat alvast niet erg. Die dromerige kant van Polly bevalt ons wonderwel. Bovendien weet ze ballades met iets meer dancegerichte songs af te wisselen waardoor de plaat niet alleen gevarieerd klinkt maar tegelijk, door de vele bijgeluidjes, blijft boeien.