Het vrijwel consequent ondergewaardeerde DAAU zoekt op haar zevende album naar hun identiteit. Nadat voorafgaand aan hun vorige album (het wonderschone ‘The Shepherd’s Dream’) bandlid van het eerste uur en violist Buni Lenski de band verliet, is nu ook zijn broer cellist Simon eruit gestapt, vanwege een verhuizing naar Berlijn. DAAU zonder de gebroeders Lenski, het is even wennen. Dat is het zo te horen ook nog voor het recente trio – Han Stubbe (klarinet), Roel van Camp (accordeon) en Hannes d’Hoine (bas). Om te beginnen lieten ze de Lenski-broers nog op diverse stukken op de plaat meespelen, en daarnaast maken ze gebruik van de diensten van drummer Steven Cassiers, zonder dat deze de status van officieel bandlid krijgt. Op het veelzeggend getitelde ‘Eight Definitions’ halen ze diverse incarnaties van zichzelf onder het stof vandaan: acht definities van wat DAAU maakt tot DAAU. Dat zijn onvoorspelbare composities op de grens van folk, avant-garde en hedendaagse muziek (‘1992’, ‘Werkende mieren’, ‘Feniks’, ‘Berlin – Deventer – Antwerpen’), maar ook duistere dub en jazzy improvisaties op elektronische beats (‘Delete Alt And Undo’,’Anbau’). Hoogtepunt ‘Dansende mieren’ verenigt hun diverse gezichten in één, begint traag en zoekend, barst dan open in een schaamteloos folky dans, om dan te transformeren naar een langdurig dub-coda. De symboliek is duidelijk: de band verrijst iedere keer weer uit zijn as en blijft evolueren, maar welke kleur ze nu gaan aannemen, lijken ze nog niet helemaal te weten. Dat levert een zoekende plaat op die minder consistent is dan eerder werk, maar wel weer fascinerend. Een voorzichtige nieuwe stap in een immer interessant en spannend oeuvre.