Het uit Newcastle afkomstige Lanterns On The Lake maakte al indruk met Gracious Tide, Take Me Home uit 2011. Met Until The Colours Run bevestigen ze al dat goeds. Spil van de band is zangeres/pianiste Hazel Wild. Voor de opvolger is er een personeelswissel doorgevoerd. De broers Sykes werden vervangen. Dat vertrek is misschien mede verantwoordelijk voor de andere klankkleur die dit album heeft. Onder het oppervlak is de hybride, vloeibare muzikale cocktail vaak behoorlijk onrustig. Er zijn verschuivingen in het klankpallet, maar toch blijft de band schipperen tussen postrock, indiefolk en folktronica, vaak dan ook nog doorspekt met elementen uit klassieke muziek en jazz. Na de spookachtige opener Elodie barst de plaat voor het eerst open in The Buffalo Days. In de coda van dat nummer prevelt een ijle stem: When this started, I was living like an animal, didnt have an hope in hell. Het daaropvolgende The Ghosts That Sleeps In Me wordt gekenmerkt door harde aanslagen op de pianotoetsen en de donkere stem van Hazel Wilde. Ook hier wordt tekstueel een hoopvolle uitweg gezocht. Een aantal themas van de plaat worden duidelijker. Er is hoop en berusting tegenover wanhoop en woede. Over stukgelopen liefdes, maar ook over het totaal scheefgelopen politieke en financiële systeem. Na deze donkere opening van het album baadt het titelnummer in een haast euforische sfeer. Na dit meest uptempo, kleurrijke nummer van de plaat volgt weer de berusting. In Green And Gold, een ingetogen pianoballade wordt afscheid genomen van een geliefde. Dit nummer en het voorlaatste Another Tale From Another English Town zijn de uitschieters van dit album. Een plaat die op haar best triest, ingetogen en toch levendig tegelijk klinkt. Een ambitieuze plaat die haar ambitie, met de nodige schoonheidsfoutjes, waarmaakt.