Joachim Badenhorsts solodebuut op Smeraldina-Rima dateert van vorig jaar. Sindsdien was hij een klein jaar in residentie in de Antwerpse Rataplan. Die residentie werd ingevuld met zes concerten, telkens in volledig andere bezetting en met een ander oeuvre. Twee van die concerten vinden nu hun weerslag in een release op Badenhorsts vers opgerichte Klein label. Carate Urio Orchestra was van alle concerten in Rataplan de meest uitgebreide en internationale bezetting. Het septet bestond uit Badenhorst zelf, op klarinet, basklarinet en tenorsax, de Catalaan Nico Roig op zang en gitaar, op trompet de Ijslander Eirkur Orri, de Fransmannen Frantz Loriot en Brice Soniano respectievelijk op altviool en effecten en contrabas, de Ierse drummer Sean Carpio en Duitser Pascal Niggenkemper op contrabas. Allemaal volk dat naast hun eigen goedgevulde carrières al in één of andere bezetting met Badenhorst samenspeelde. Naast die avond in Rataplan werden nog concerten gespeeld in Le Vecteur (Charleroi) en Dok (Gent). ‘Sparrow Mountain’ is een combinatie van de opnamen die op die drie avonden gemaakt werden. Acht (door Badenhorst gecomponeerde) tracks lang gaat Carate Urio Orchestra op zoek naar de grootste gemene deler van jazz, filmmuziek, (atmosferische) noise, folk en het ‘pop’liedje. Opener ‘Larvae’ benadert het dichtst de vrije improvisatie die je zou verwachten van het rijtje muzikanten, met een mooie openingspartij van Badenhorst, die gaandeweg wordt gesaboteerd door gitaar, viool, trompet en slagwerk, zodat het geheel stilaan richting ‘echte’ freejazz lijkt te gaan afdwalen. Maar voordat je er erg in hebt, is daar plots een door de blazers gedragen thema, dat niet had misstaan op een oude plaat van Godspeed You! Black Emperor. Meteen daarna ‘Germana’, een melancholisch liedje, door Roig voorzien van tekst en vocalen, dat gaandeweg in een ritmisch Carate Urio-jasje gehesen wordt.’Sparrow Mountain’ start ook als ’traditionele’ plinkeplonke – voorzichtig zoekend, om vervolgens het meest meeslepende stuk muziek van de hele plaat te worden: iemand moet hier dringend een film onder steken – liefst iets met kletterende zwaarden en veel galopperende paarden. Tijd voor een rustpunt: ‘Comacina Dreaming’ begint met flinterdunne, af en aanzwellende drones, waarover Loriots altviool voorzichtig haar weg zoekt, om uiteindelijk toch te besluiten in een lyrische climax van de blazers. Badenhorst zingt zelf ook twee songs – voorzichtig en licht onzeker, maar het resultaat mag er wezen. Het door Erik Heestermans van tekst voorziene ‘Een Schoon Hemd’ doet ons onwillekeurig aan het nachtelijke Antwerpen van Willem Elschot denken. De zanglijn van Badenhorst – qua accent ergens tussen het Algemeen Nederlands en het Algemeen Antwerps – wordt prachtig ondersteund door koorzang en een wondermooi trompetmotief van Orri. Het door Badenhorst zelf gepende ‘Genoeg Gedronken’ is een mantra die opstijgt uit zachte kamernoise die ons onwillekeurig aan Penguin Café Orchestra doet denken: “Zeg goat toch is mee/kzegga g’hebt al genoeg gedronken”. Het Orchestra antwoordt met een tegen-mantra: “Nooinigenoeg”. Een beetje harder om te verteren, maar minstens even hard aan te raden: ‘Nachtigall’ van Badenhorst, John Butcher (tenor- en sopraansax) en Paul Lytton (percussie). Deels opgenomen tijdens het concert in de Rataplan, deels in ‘Studio Rodenbach’ (naar wij vermoeden een ruimte in de kantoren van Rataplan). Collega’s die we zeer hoog hebben zitten, spraken van een harde noot om kraken, maar wij horen toch vooral een speelse plaat, waarop het wel lijkt of het trio al jaren muzikaal met elkaar optrekt.
Kers op de taart: beide releases zijn uitzonderlijk zorgvuldig vormgegeven én gezeefdrukt door Marijke Loozen (Smeraldina-Rima). Benieuwd naar release drie van Klein.