‘Psychedelica is zo 2012’, wierp iemand ons onlangs voor de voeten. Er valt iets voor te zeggen, maar als we zien aan welk tempo Thee Oh Sees blijven releasen, lijkt het er niet op dat John Dwyer en co het met die stelling eens zullen zijn. Nu, het moet gezegd, van die hele ‘nieuwe’ psychedelische garagescene zijn Thee Oh Sees waarschijnlijk al het langst bezig, zeker als je vroege incarnaties van de band meerekent. Opper-Oh See John Dwyer draaide overigens ook nog een tijdje mee in het aan Eat Skull gerelateerde noisebandje The Hospitals, maar dat volledig terzijde. Na jaren trouwe dienst op In The Red, is ‘Floating Coffin’ Thee Oh Sees’ eerste reguliere langspeler op het eigen Castle Face Records. En ja – alle elementen zijn nog steeds volledig retro – de overstuurde vocalen, de van kraut en punk geleende ritmes, de constant uit de bocht vliegende gitaren – maar het wordt allemaal met zulk een enthousiasme gebracht dat het moeilijk is om niet toe te geven. Opener ‘I Come From The Mountain’ legt er meteen de zweep op: het tempo uiterst hoog, de microfoons van een slecht jaar en een stelletje vlijmscherpe doch roestige gitaren. Op ‘Toe Cutter’ gaat het tempo naar beneden, maar het kraantje psychedelica krijgt een extra draai naar rechts. De trip vervolgt langs ‘Maze Fancier’, met zijn ontdubbelde sologitaren, naar die extatische kraut-drive van ‘No Spell’, richting ‘Strawberries One & Two’, dat twijfelt tussen puntig garagerocken en helemaal begaaid in de zetel hangen. ‘Tunnel Time’ trekt het bas-mantra van Shocking Blue’s ‘Love Buzz’ op dubbele toeren, maar Thee Oh Sees eigenen zich die Haagse riff helemaal toe met dat manisch geblafte “hahahahahahahaha-ah” refrein. Met andere woorden: als het zo zit mag het voor ons voor altijd 2012 blijven. Per slot van rekening leefde Lou Reed toen nog.