Brian Pyle (Starving Weirdos, RV Paintings) daalt met zijn economische ensemble (hij is in zijn eentje, vandaar) steeds verder af in de krochten van zijn gotische ziel. Eerder waren er al sporen van de Cocteau Twins in zijn muziek, en de recente Fever Logic ep paste prima naast het werk van bands als Cold Showers en Horrid Red (en het artwork was een overduidelijke ode aan de The Sisters Of Mercy). Zeer herkenbaar daarbij was Pyles stem: hij huilde als een wanhopige, op een manier waarbij Pornography-era Robert Smith afsteekt als een vrolijke vent. Maar herkenbaar is niet noodzakelijk positief; sterker, ik vind de zang op Fever Logic zo hemeltergend overdreven dramatisch, dat ik er amper naar kan luisteren. Maar op Light That Comes zet Pyle zijn stem gelukkig maar spaarzaam in, en dan eigenlijk ook alleen voor de textuur. Echt zingen doet hij niet; in plaats daarvan klinkt hij als een sirene, in de mythische zin van het woord. Passend, want de inspiratie voor Light That Comes kwam uit lange, eenzame wandelingen langs het strand in het noorden van Californië. Het geluid van golven en wind speelt dan ook een belangrijke rol, terwijl de muziek van drukkende, melancholisch en donker gaandeweg naar een steeds lichtere toon evolueert. De lange opener is een fraai staaltje dark ambient, met stemmen en samples die in en uit faden, terwijl synths en Pyles stem op en neer golven. Zacht oscillerende synths en sequencers doen hun intrede, en geeft een slaggitaar en een fluisterende Française de muziek zelfs een zwoele toon. Op de afsluiter keert Pyle een beetje terug naar de stijl van zijn recente werk, met een fraai, loom nummer, waarop hij zich gelukkig inhoudt tijdens het zingen. Mooie plaat van een artiest met een goed ontwikkeld gevoel voor drama.