Meer dan met muziek, is het Duitse Gruenrekorder begaan met geluid. Het label verdeelt haar output in drie categorieën: field recordings, soundscapes en sound art, grofweg in toenemende mate van aanwezigheid van de hand van de artiest. Morne Diablotins valt in de eerste categorie; geboeid door de vraag hoe de Cariben er uit zagen voor Columbus er voet aan land zette, toog opnametechnicus Alexis naar de laatst overgebleven oorspronkelijke bossen van Guadeloupe en Dominica (waarvan ik vermoed dat ze meer te lijden hebben gehad onder de afgelopen vijftig jaar, dan van Columbus, die boven alles een gesel voor de oorspronkelijke bevolking was maar dat terzijde). Het resultaat is zoals je mag verwachten: oerwoudgeluiden, met een hoofdrol voor de vogels. De hoorbare soorten staan met naam en toenaam vermeld op de hoes, en de cd lijkt dan ook vooral geschikt op vogelaars, natuurliefhebbers en hen die zich willen verwonderen over de rijkdom van de geluiden van de wereld. Cathy Lanes vraag is veel minder concreet: hoe laten voorbije levens en gebeurtenissen geluidssporen na, en hoe kunnen we ze horen? Op The Hebrides Suite poogt ze die vraag te beantwoorden middels een collage van veldopnamen, interviews en verhalen, verteld door bewoners van de Hebriden. Deze groep eilanden ten westen van Schotland lijdt onder emigratie van met name jongeren, veroorzaakt door gebrek aan werkgelegenheid. De verhalen op de cd gaan dan ook vooral over het verleden, verdwenen gebruiken en een leven dat maar weinigen meer kennen. Of de cd als wetenschappelijk document kan fungeren lijkt me niet; daarvoor heeft Lane teveel ge-edit en gemixt, wat vermoed ik een doodzonde is in de etnologie. Veel meer moet The Hebrides Suite gezien worden als een persoonlijk ode aan de eilandengroep, een van vele van zulke gebieden waar de tijd steeds verder achter lijkt te gaan lopen bij die van de geglobaliseerde wereld, steeds sterker gecentreerd rond uitdijende urbane gebieden.