De eerste platen van Sparklehorse, de 4-trackexperimenten van Sebadoh, het vroege werk van Bright Eyes; legio zijn de voorbeelden van singer/songwriters die debuteerden met lo-fiplaten die alle kanten op vlogen, om later een groter publiek te bereiken met conventioneler werk. In de popmuziekgeschiedschrijving heetten die vroege werken dan vaak onvolwassen en wordt gesuggereerd dat de artiesten zich verschuilden achter hun experimenten en ruis omdat ze nog niet klaar waren voor ‘het echte werk’ – lees: conventionele popliedjes. Onzin, natuurlijk. Toch is het die soort cliché-overwegingen die als eerste in het hoofd opkomt bij beluistering van ‘I Want! I Want!’ van Moon Moon Moon. De 19-jarige Mark Lohman werkte een jaar lang aan dit caleidoscopische debuutalbum, waarop hij zijn kleine, ontroerende liedjes verpakte in klankcollages, vol Casio-geluidjes, kraakjes en onverwachte wendingen. Lohman zet de luisteraar meer dan eens op het verkeerde been, door bijvoorbeeld liedjes onverwacht te beëindigen als ze net lekker op gang komen (Black Holes), valse gitaren in een conventioneel popliedje te mixen (The Pine Trees pt. 2) of tot 3 keer toe net te doen alsof een liedje is afgelopen om het dan tóch weer gefopt! voort te zetten (‘Oh Night Oh Night’). Kortom: hier is een goede songsmid aan het werk en een kundige producer, maar wel eentje die koste wat kost lijkt te willen vermijden dat een liedje regulier verloopt. Met name in de veel te lange laatste twee stukken schiet hij daarin uit de bocht, maar ook elders heeft het iets geforceerds. Toch de volgende keer meer balans, graag. Al is het te hopen dat in die balans wel iets van de dwarsheid, onafheid en eigenheid van deze plaat overblijft. Wat en hoe dan precies? Dat weten wij ook niet. Het lot is wreed voor ambitieuze popmuzikanten.