Aidan Baker presenteert in Passing Through de omvangrijke oogst van jarenlang dichten over andere kunstwerken. Zelf noemt hij het synesthetische gedichten, wat de vraag oproept hoe hij de kijk- of luisterervaring omzet in woorden. En of dat poëzie oplevert.
De Canadees Aidan Baker is een drukke baas. Als multi-instrumentalist heeft hij sinds 2000 experimentele muziek voor zon tachtig albums gemaakt solo, in samenwerkingen en als groepslid van onder andere ARC en Nadja. Als schrijver heeft hij meerdere dichtbundels op zijn naam, waaraan recent Passing Through is toegevoegd. Het is een omvangrijke oogst van meerdere jaren, thematisch gebundeld. De gedichten zijn, aldus Baker in zijn voorwoord, synesthetisch, wat in de literatuur wil zeggen dat (woorden uit) verschillende zintuiglijke gebieden aan elkaar worden gekoppeld. Warme klanken, schreeuwende kleuren, bittere koude, dergelijke verbindingen.
Passing Through verzamelt gedichten die zijn genspireerd op andere kunsten. Bakers inspiratiebronnen lopen uiteen van oud tot hedendaags en van hoog tot alternatief, maar zijn cultureel zeer verantwoord. Een greep: schilderijen van Man Ray, Marc Chagall, Edvard Munch, Mark Rothko, Anselm Kiefer, Gerhard Richter, een film van Wim Wenders, muziek van Bill Evans, John Coltrane, Janes Addiction, My Bloody Valentine. Op deze en andere beeldende en klinkende werken probeert hij een reactie te geven in woorden. Daarbij betrekt hij ook biografisch en kritisch materiaal rond de afzonderlijke werken. Aan bijna elk gedicht gaat een of een aantal citaten vooraf en achter in het boek staat voor elk gedicht een verantwoording, waarin de geraadpleegde bronnen worden gegeven. Het gevoel bekruipt je dat Baker zijn eruditie dubbel en dwars wil onderstrepen, maar laten we ervan uitgaan dat hij het zo niet bedoelt.
De andere kunsten zijn een veelvoorkomend onderwerp in pozie; het vormt bijna een genre op zich. Wanneer zijn dergelijke gedichten geslaagd? Is het nodig dat de lezer het oorspronkelijke werk kent om de omgang van de schrijver ermee ten volle te begrijpen? Of moet de schrijver juist het betreffende kunstwerk oproepen of voelbaar maken? Of moeten de gedichten op zichzelf staan en de woorden zich los zingen (om Martinus Nijhoff te parafraseren) van de inspiratiebronnen? De suggestie van synesthetische gedichten is in dit verband veelbelovend: een gedicht dat de klonterige textuur van Kiefers schilderij Die Aschenblume heeft, woorden die dezelfde duistere onthechting als de Seagram Murals van Rothko bewerkstelligen. Het zou heel spannend zijn.
De inspiratiebronnen zijn niet in beeld of geluid bij de uitgave gevoegd, zodat de teksten gelukkig op zichzelf kunnen werken. Wanneer je als lezer het oorspronkelijke werk niet kent, is dat soms een voordeel de tekst behoudt iets raadselachtigs. Vaker is er geen raadselachtigheid. Bakers gedichten zijn sterk beschrijvend en anekdotisch. Daarbij geeft hij regelmatig zijn eigen interpretatie en associaties bij het werk. Als lezer heb ik daaraan geen behoefte; het ontneemt me elke openheid voor interpretatie. Het wordt echt te gek als hij zelf meerdere mogelijke interpretaties beschrijft.
Baker gebruikt veel woorden; hij herhaalt zichzelf met andere woorden, als een geschreven denken (like subterranean bones, like ganglia, nerves); (a courtesan to some royal family, some blue blood). De zoekende woordenstromen kunnen een stijlmiddel zijn, waarmee Baker zijn peinzend beschouwen van de kunstwerken overbrengt, maar zeker zo vaak voelt het alsof hij niet lang genoeg heeft nagedacht over de beste formulering. Verdichten is hem niet gegeven, en daar draait het voor een dichter toch om. Hij hanteert weinig literaire technieken afgezien van de basale alliteratie en een andere samenkomst van de kunsten en Bakers taal dan een beschrijvende en interpreterende zit er niet in. Er zijn zeker mooie momenten, vooral wanneer Baker zich probeert te verplaatsen in de maker of een personage van een kunstwerk, zoals in de gedichten rond Hans Bellmer, Coltrane en Evans. Daarnaast lezen de lange, golvende zinnen soms zeker meeslepend en bezwerend. Voor een dichtbundel biedt Passing Through echter weinig pozie, weinig concentratie, te weinig taalkunst. De eindredactionele foutjes een dubbel woord, dubbele letter, verkeerd gespelde naam zijn een teleurstelling daarbovenop, vooral in een dichtbundel. Passing Through is aardig om te lezen, maar weinig beklijvend.